Anne had, temidden van haar angst...
ook veel te verduren van een onbeschaamde dienstmeid...
die haar bitter beschimpte met haar onvruchtbaarheid.
Ze verdroeg het lang, maar tenslotte stuurde ze haar toch het huis uit. De meid had toestemming gevraagd om naar een feestmaal te gaan. Dat was niet in overeenstemming met de strikte discipline van de Essenen. Anne weigerde de toestemming, en toen begon de meid haar te verwijten, en vertelde haar dat ze het goed verdiende om onvruchtbaar te zijn, en door haar man in de steek gelaten, vanwege haar harde en onredelijke humeur.
Toen stuurde Anne haar, met geschenken en vergezeld van twee bedienden, terug naar haar ouders, zodat ze haar veilig en wel zouden ontvangen precies zoals ze naar haar toe was gekomen. Ze stuurde hen ook het bericht mee, dat ze niet langer de leiding over hun dochter kon nemen.
Na het vertrek van het meisje...
ging Anne verdrietig naar haar kamer en bad.
Tegen het einde van de avond, gooide ze een lange sjaal over haar hoofd, en hulde zich er helemaal in, nam een afgedekte lamp onder haar mantel, ging naar buiten onder een wijdverspreide boom die op de binnenplaats stond, stak de lamp aan en bad.
Deze boom was er een waarvan de takken keer op keer wortel schieten, en zo een heel stuk begroeid wandelpad vormen onder hun gebladerte. Zijn bladeren zijn erg groot. Ik denk dat het met zulke was dat Adam en Eva zich in het paradijs kleedden. De hele boom had de kenmerken van die van de verboden vrucht.
De peervormige vruchten hingen meestal per vijf aan het uiteinde van de takken. Het was vlezig van binnen, met bloedkleurige aderen, in het midden was een holle ruimte waarin de pit rustte.
De joden maakten voornamelijk gebruik van de grote bladeren op het Loofhuttenfeest. Ze versierden de muren ermee en legden ze neer als de schubben van een vis, zodat hun randen dicht tegen elkaar aansloten. De boom was omgeven door bosjes en zitjes.
Toen Anne God lang had afgesmeekt...
om haar niet te scheiden van Joachim, haar vrome echtgenoot...
hoewel hij haar van kinderen had beroofd, verscheen er een engel aan haar.
Hij zweefde boven haar in de lucht.
Hij zei haar dat ze haar hart gerust moest stellen.
Want de Heer had haar gebed verhoord.
Dat ze de volgende ochtend, met twee van haar dienstmeiden...
naar de tempel van Jeruzalem moest gaan.
Dat ze daar, onder de Gouden Poort, langs de kant van de vallei van Josaphat...
Joachim zou ontmoeten, die zelfs nu al onderweg was daarheen.
Dat Joachims offer zou worden aanvaard.
Dat zijn gebed zou worden verhoord.
Dat hij, de engel, ook aan hem was verschenen.
De engel droeg Anne ook op om wat duiven mee te nemen als offer.
En beloofde dat de naam van het kind dat spoedig in haar zou worden verwekt...
aan haar bekend zou worden gemaakt.
Anne dankte de Heer...
en keerde terug naar huis.
Toen ze na dit lange gebed op haar bank lag te slapen...
zag ik licht op haar neerdalen.
Het omringde haar, ja, het drong zelfs tot haar door.
Ik zag haar, bij een innerlijke waarneming, trillend wakker en rechtop zitten.
Naast haar, aan de rechterkant...
zag ze een lichtgevende figuur op de muur schrijven...
in grote, glanzende Hebreeuwse letters.
Ik las en begreep het schrift, woord voor woord.
Het was met deze strekking:
dat ze zwanger zou worden...
dat de vrucht van haar baarmoeder heel bijzonder zou zijn...
en dat de zegening die Abraham ontving de bron van deze conceptie zou zijn.
Ik zag Annes bezorgdheid...
over hoe ze dat allemaal aan Joachim moest vertellen.
Maar de engel stelde haar gerust door haar te vertellen over Joachims visioen.
Ik kreeg toen een duidelijke uitleg over de Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
Ik zag dat in de Ark van het Verbond een Sacrament van de Incarnatie, van de Onbevlekte Ontvangenis, een Mysterie voor het herstel van de gevallen mensheid lag bevat.
Ik zag Anne met verbazing en vreugde de rode en gouden letters lezen van dit lichtgevende schrift.
Haar blijdschap nam zo toe dat ze, toen ze opstond om naar Jeruzalem te vertrekken...
er veel jonger uitzag dan voorheen.
Ik zag op het moment dat de engel aan haar verscheen...
op Annes persoon een lichtstraal en in haar een schijnend/schitterend/lichtgevend vat.
Ik kan het niet beter beschrijven dan door te zeggen dat het was als een wieg of een tabernakel...
dat gesloten was geweest maar nu geopend werd...
en klaargemaakt om iets heiligs te ontvangen.
Hoe wonderlijk ik dit [allemaal] zag, is niet uit te drukken.
Want ik zag het alsof het de wieg van de redding was voor het hele menselijke ras.
En ook als een soort heilig vat dat nu geopend werd en de sluier weggetrokken.
Ik zag het heel natuurlijk, alsof het een en hetzelfde heilige ding was.
[emmerich]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten