Nadat deze genezing was voltooid...
verkondigde Jezus aan de menigte...
dat er een andere dame aanwezig was die veel meer ongesteld was dan de eerste, en die desondanks niet om hulp vroeg. Zij aanbad geen idool, maar een jongeman.
Deze dame, Ratimiris genaamd, was getrouwd. Haar ziekte bestond hierin, dat ze bij het zien, het horen van de naam of zelfs maar de gedachte aan een zekere jongen een soort koorts kreeg en ziek werd tot de dood toe. De jongeling was intussen volkomen onwetend van haar toestand.
Ratimiris stapte op de roep van Jezus zeer verward naar voren. Jezus nam haar terzijde, legde haar alle omstandigheden voor, zowel haar ziekte als haar zonden, die ze vrijelijk erkende.
De jongeman was een van de tempeldienaren, en elke keer als ze haar offers bracht, die hij moest ontvangen, raakte ze in die droevige toestand.
Nadat Jezus een poosje alleen met haar had gesproken, leidde Hij haar weer voor de mensen en vroeg haar of ze in Hem geloofde en of ze gedoopt zou worden als Hij zijn apostel hierheen zou sturen.
Toen zij, diep berouwvol, antwoordde dat ze wel geloofde en gedoopt zou worden, dreef Jezus de duivel uit haar uit. De boze vertrok in de vorm van een spiraalvormige kolom van zwarte damp.
De naam van de jongeling was Caisar...
en er was iets van Johannes in zijn uiterlijk.
Hij was zuiver en kuis, een afstammeling van Ketura en een familielid van Eremenzear, die ook uit deze plaats kwam. Om die reden had Jezus hem bij hun ontvangst eerst de vredestak gegeven.
Caesar sprak met de discipelen, want hij had al lang geheime voorgevoelens van Verlossing. Hij vertelde hen verschillende dromen die hij had gehad, waaronder een waarin hij droomde dat hij een groot aantal mensen door het water had gedragen. De discipelen dachten dat het misschien betekende dat hij velen zou bekeren.
Ik zag dat hij Jezus vergezelde bij Zijn vertrek. Drie jaar na de hemelvaart van Christus, toen Thomas in deze streken doopte, keerde hij terug met Thaddeus. Later werd hij door Thomas naar de bisschop van een bepaalde plaats gestuurd waar hij, hoewel onschuldig, tot grote vreugde van zijn ziel werd gekruisigd als een rover en misdadiger.
Jezus onderwees hier tot de dag aanbrak en de brandende lampen uitgingen.
Hij beval de mensen om hun afbeeldingen van de duivel te vernietigen, en verweet hen dat ze vrouwen aanbaden in de vorm van diabolische beelden, en toch hun vrouwen slechter behandelden dan honden, welke dieren ze als heilig beschouwden.
Tegen de ochtend trok Jezus zich weer terug...
in het eenzame huis, om de sabbat te vieren.
Mij werd verteld waarom Jezus deze reis zo geheim hield.
Ik herinner me dat Hij tegen Zijn apostelen en discipelen zei, dat Hij maar een korte tijd weg zou gaan, opdat het publiek Hem uit het oog zou verliezen, terwijl ze niets wisten van de reis.
Hij had die onschuldige jongens meegenomen, omdat zij zich niet zouden ergeren aan zijn omgang met de heidenen en de dingen niet te nauw zouden opmerken.
Hij had hen ook ten strengste verboden over de reis te spreken, waarop een van hen in alle eenvoud zei: 'De blinde man die Gij verboden had over zijn genezing te spreken, zweeg niet, en toch strafte Gij hem niet!' Waarop Jezus antwoordde: 'Dat gebeurde ter ere van God, maar dit zou vruchten van schandaal afwerpen.'
Ik denk dat de joden, en zelfs de apostelen zelf, enigszins verontwaardigd zouden zijn geweest als ze hadden geweten dat Jezus onder de heidenen was geweest.
[emmerich]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten