Kort voor het begin van de sabbat...
zag ik Jezus in de buurt van enkele herderstenten, waar Hij en zijn jonge metgezellen bij een fontein gingen zitten en elkaar de voeten waste.
Toen begon Hij de sabbat te vieren, met de jongeren te bidden en hen te instrueren, opdat zelfs hier in een vreemd land de verwijten van de Joden dat Hij de sabbatdag niet heiligde, niet zouden worden waargemaakt.
Hij sliep die nacht met de drie jongeren in de open lucht bij de put.
Er waren geen permanente woningen in deze plaats, en geen vrouwen onder de herders. Ze hadden maar één tijdelijke herberg, of karavanserai, in de buurt van hun verre weilanden. De volgende ochtend verzamelden de herders zich rond Jezus en luisterden naar zijn woorden.
Hij vroeg hun of ze niet hadden gehoord van mensen die drieëndertig jaar eerder door een ster naar Judea waren geleid om de pasgeboren koning van de Joden te begroeten. Ze riepen: 'Ja já!' en Hij vertelde hun verder dat Hij nu op reis was om die mannen te zoeken.
De herders toonden een kinderlijke vreugde en liefde voor Jezus. Op een mooie plek, omringd door palmbomen, maakten ze voor Hem een prachtige hoge zitplaats of troon, waartoe een trap leidde die bedekt was met graszoden.
Ze werkten zo snel, de graszoden uitsnijdend en ophogend met lange stenen of botmessen, dat de zitting spoedig klaar was. De Heer ging erop zitten en onderwees in prachtige gelijkenissen. De herders, ongeveer veertig in getal, luisterden als kleine kinderen en baden daarna met Jezus.
Die avond braken de herders een van hun tenten af, voegden ze samen tot een andere en vormden zo één grote zaal, waarin ze voor het hele gezelschap een tractatie bereidden bestaande uit fruit, een soort dikke pap tot balletjes gerold en kamelenmelk.
Toen Jezus het voedsel zegende dat Hij op het punt stond te nemen, vroegen ze Hem waarom Hij dat deed, en toen Hij de reden uitlegde, smeekten ze Hem om al het andere voedsel te zegenen, wat Hij deed.
Ze wilden dat Hij ook wat gezegend voedsel achterliet. En toen ze Hem daarvoor zachte en zeer bederfelijke dingen brachten, vroeg Hij om vruchten die niet zouden bederven. Ze brachten ze en Hij zegende een paar witte rijstballen.
Hij zei dat ze altijd een beetje van de gezegende proviand moesten mengen met hun andere voedsel, dat dan nooit zou bederven en dat de zegen nooit zou worden weggenomen.
De koningen wisten al door dromen...
dat Jezus hen zou komen opzoeken.
[emmerich]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten