"In september 1913...
trekt hij naar het Grootseminarie van Gent...
waar hij les krijgt van de beste theoloog die het land op dat moment kent: kanunnik Kamiel Van Crombrugghe, die schitterend doceert over de mariale godgeleerdheid. De jonge Edward Poppe voelt er zich gesterkt door en dat is belangrijk, want zijn devotie tot de H. Maagd wordt er theologisch door gefundeerd.
-
Toch mist Gent in de ogen van Edward de diepgang van Leuven.
In een terugblik uit 1922 schrijft hij namelijk: 'Het Interdiocesaan Seminarie [Leuven] was vurig en het innerlijk leven werd er zo goed gecultiveerd, dat het verlangen naar een ware heiligheid zich als noodzakelijk aan ons opdrong. De overgang van dit uitverkoren midden naar het Bisschoppelijk Seminarie [Gent] vervulde mij met vrees. Die vrees was, helaas, maar ál te gegrond.
En alhoewel het nieuwe midden niets uitgesproken slechts vertoonde, en alhoewel de toewijding der oversten en professoren niet minder was dan die in het Interdiocesaan Seminarie, toch was de geest en de mentaliteit waarmee zij af te rekenen hadden geenszins gunstig voor het ontluiken van het priesterlijk ideaal dat men ons zo hartstochtelijk had doen beminnen in het vorige seminarie.
Men zou bijna verschoning moeten vragen omwille van zijn verlangen naar ware heiligheid en voor iedere daad die zich boven het peil van een middelmatig leven durfde verheffen.'
De afkeer van Edward Poppe voor de 'mediocritas'...
zijn hunker naar compromisloze heiligheid...
kunnen niet beter verwoord worden.
Gelukkig voor hem, maakt hij op het Gentse seminarie kennis met een beweging die aan zijn diep verlangen voldoet: de Filioli Caritatis, een vereniging van seminaristen die elkaar broederlijk willen helpen om volmaakte diocesane priesters te worden. Eigenlijk is het een reactie tegen de mondaine en liberale geest die in Leuven, maar ook in andere seminaries, waaide.
Stichter en bezieler was Robrecht Messiaen, een medeseminarist van Edward, in wiens schrijfboek we het opzet van de vereniging lezen: 'Doel is zelfheiliging en heiliging van anderen, bepaaldelijk van onze studiemakkers.'
Robrecht en Edward sluiten een hechte vriendschap, en helpen elkaar en de andere volgelingen om het ideaal concreet te beleven: op geregelde tijdstippen aanbidding in de kapel, elke vrijdag Jezus in de communie ontvangen voor alle leden, en heel belangrijk: 'zoals Joannes Maria tot moeder nemen.'
Wanneer Robrecht Messiaen vroegtijdig overlijdt, in 1917, is het aan Edward dat hij de Filioli toevertrouwt.
Op de dag dat priester Poppe later, in Moerzeke...
in een geest van armoede alles wat enigszins gemist kan worden de deur uitgooit...
bewaart hij toch als een kostbaar aandenken de foto die Robrecht hem ooit als blijvende herinnering geschonken heeft. Onderaan die foto, staat met trouwe vriendenhand geschreven: Accendat in nobis Dominus ignem sui amoris et flammam aeternae caritatis, 'Moge de Heer in ons het vuur van Zijn Liefde en de Vlam van de Eeuwige Minne ontsteken'."
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten