"Eind december 1923...
reist Edward naar Moerzeke om de kerst- en nieuwjaarsdagen bij zijn moeder en zijn twee jongste zussen door te brengen. Onderweg bezoekt hij in Leuven zijn broer, frater Nestor, en in het klooster van Bornem zijn twee oudste zussen.
Van zijn verblijf maakt hij gebruik om de laatste hand te leggen aan enkele boekjes waaraan hij begonnen is, zoals 'La Méthode Eucharistique'. Ook helpt hij de pastoor van Moerzeke door in de kerk te preken en biecht te horen.
Moeder merkt dat hij zich met dat laatste teveel vermoeit, maar Edward weet van geen ophouden: 'Ik voel nog wel wat stoomkracht, en zolang er stoom is, kan de machine voort.'
-
Op de vooravond van zijn terugreis, op 2 januari 1924...
zakt hij plots ineen: opnieuw een hartaanval.
De dokter legt volledige rust op. Edward blijft dus in Moerzeke, aan zijn bed gekluisterd.
Hij herstelt langzaam, tot een nieuwe crisis zich voordoet rond Lichtmis. 'Ik schijn wel onwaardig nog langer mijn plaats en zending te Leopoldsburg te vervullen', schrijft hij. 'Jezus en Moeder hebben mij afgesteld als een onnutte en onbekwame dienstknecht om mij terug te plaatsen in mijn vroegere toestand.' Maar geen zweem van bitterheid ligt er in die woorden, enkel overgave: 'Eerbiedig aanbid ik U, O heilige Wil van Jezus!'
-
Weer voorzichtig herstel...
dan begin maart een zware verkoudheid die overgaat in griep.
Het gaat van kwaad tot erger: op 6 maart wordt hij berecht.
Drie dagen later komt zijn goede priester-vriend Odilo Jacobs op bezoek. Poppe laat niet de minste hoop op genezing doorschemeren. 'Mijn taak is afgelopen. Het oude paardje wordt afgedankt... Kom, niet schreien. Ook hierboven zal ik met u zijn en u niet vergeten!'
-
Edward Poppe beseft...
dat God hem heeft opgewekt tot een apostel van de priesters en hem daartoe heeft overstelpt met een overvloed van genaden. Maar in zijn nederigheid meent hij duidelijker in te zien dat hijzelf eigenlijk een hinderpaal is voor de komst van het Godsrijk. Hij is zo onvolmaakt, zo lauw, hij doet zo weinig met de genadeschatten...
Op een avond zegt hij tot de ziekenzuster die onverwachts binnenkomt en hem bedroefd voor zich uit ziet staren. 'Kijk zuster, hierbinnen steekt een ijsklomp, terwijl het een vlammenzee zou moeten zijn!'
Wat moet er dan gebeuren? Hij verlangt vurig dat in zijn plaats andere priesters zouden opstaan, die met dezelfde genaden zouden begunstigd worden, maar er beter gebruik zouden van maken. Dan pas zal het Rijk zich met onweerstaanbare kracht in de zielen kunnen vestigen.
En zo wordt Edwards programma: in de aarde vallen als de graankorrel, om stervend weer uit te schieten in een rijke oogst van heilige priesters. Aan zijn geestelijke vader schrijft hij: 'Ik heb mij aan God aangeboden als een graankorrel, die door dood en verdwijning dient vermenigvuldigd te worden in vele andere apostelen van het Rijk, beter dan ikzelf.'
Hij is klaar voor het ultieme offer.
Maar er is iemand die hem wil tegenhouden: kardinaal Mercier.
'Uw aanwezigheid in ons midden blijft nodig', aldus de kerkvorst. 'Ge hebt me altijd zo’n nederig en kinderlijk betrouwen betoond ; daarom, vergeet uzelf, en in geest van gehoorzaamheid vraag deze genade samen met ons.'
Deze brief is voor priester Poppe een grote ontgoocheling. Is hij dan zo’n ellendig iemand dat God het offer van zijn leven niet eens in aanmerking neemt ? Maar hij gehoorzaamt, bidt en doet bidden voor zijn genezing. En inderdaad keert zijn gezondheid nog één keer ten goede.
-
De laatste, korte beterschap doet zich voor in de meimaand.
Op de derde pinksterdag, 10 juni 1924, staat Edward als naar gewoonte om half zeven ’s morgens op om de mis te gaan lezen in de kapel. De ziekenzuster vindt hem half aangekleed, zittend op de rand van zijn bed.
Plots treedt de fatale hartaanval op: een akelige vaalgele kleur loopt over zijn gelaat, de handen trekken krampachtig samen, hij valt neer. De stervende probeert zich nog op te richten, glimlacht, slaat opnieuw zwaar neer.
Zijn zussen komen toegelopen, zijn moeder ook. Zij geeft haar zoon het kruisbeeld en fluistert enkele schietgebeden in zijn oor. De rector van het klooster wordt van het altaar weggeroepen en dient Edward het H. Oliesel toe.
Nog enkele zuchten, geleidelijk zachter en zeldzamer. Het hoofd helt lichtjes over naar links, de halfopen ogen richten zich op het Heilig-Hartbeeld op de schouw... Een laatste zucht.
Heel zachtjes glijdt zijn ziel de eeuwigheid in.
-
De dood van priester Poppe verspreidde zich bliksemsnel over Vlaanderen en Nederland.
'De apostel, de heilige is dood!'
Zes dagen lang kwamen onafgebroken rijen bedevaartgangers bij zijn doodsbed neerknielen en bidden.
'Ik aanroep hem als een heilige', zei kardinaal Mercier, 'en ik hoop vast dat de Kerk hem eens zal verheerlijken.'
-
Maar de aartsbisschop van Mechelen deed onmiddellijk het nodige om de boodschap van Edward Poppe naar zijn eigen hand te zetten. Hij vroeg aan Odilo Jacobs om de biografie van de overledene te schrijven, met het bevel om heel het Vlaams-nationalistisch en politiek aspect van Poppes strijd dood te zwijgen.
Twee jaar later legde paus Pius XI aan de Kerk het model van de Katholieke Actie op, een lekenbeweging waarvan het devies 'zien, oordelen, handelen' op gelijk welke ngo van toepassing zou kunnen zijn...
Het bovennatuurlijke werd verbannen ten voordele van de menselijke capaciteiten, de ontplooiing van de mens, de sociale rechtvaardigheid. Jozef Cardijn werd gepromoot als het nieuwe licht, Edward Poppe deemsterde langzaam weg.
Priesters, heilige priesters... Edward heeft er heel zijn leven voor gebeden. En de Voorzienigheid heeft hem verhoord, op de ondoorgrondelijke manier waarop Gods wegen lopen..."
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten