'In januari 1956, 75 jaar oud,
wordt Eugenio Zolli getroffen door een zware longontsteking.
Even gaat het beter, maar hij hervalt.
Een week vóór zijn dood vertrouwt hij een zuster, die hem verzorgt, toe:
"Ik zal sterven op de eerste vrijdag van de maand om 15u, zoals onze Heer."
Op 2 maart ontvangt hij de H. Communie als viaticum:
"Ik hoop dat de Heer mij mijn zonden zal vergeven, voor het overige vertrouw ik mij toe aan Hem."
En nog: "Ik sterf zonder geleefd te hebben, want men leeft alleen maar ten volle in de volheid van Christus. Wij kunnen ons slechts toevertrouwen aan de Barmhartigheid van God, aan het medelijden van Christus, die sterft omdat de mensheid niet in staat is om in Hem te leven."
Wat hij daarna nog zegt, begrijpt men niet meer: hij is reeds op de andere oever.
's Middags valt hij in coma, en om 3 uur - inderdaad - geeft hij de geest...
Eugenio Zolli heeft het aangedurfd
de smalle loopbrug op te gaan die hem van de synagoge naar de Sint-Pieter in Rome geleid heeft. Enkele individuen zijn in zijn voetstappen getreden, maar de grote kudde is hem niet gevolgd.
De joden zijn in meerderheid doof gebleven voor de roepstem van hun vroegere opperrabbijn, voor wie de bekering tot het Rooms-katholiek geloof een zaak van leven of dood was:
"Ik ben ervan overtuigd dat, na deze oorlog, de verspreiding van het katholicisme het enige middel zal zijn om weerstand te bieden aan de krachten die Europa willen vernietigen.
Het gaat daarbij om de idee van God en van de menselijke broederschap zoals zij gepredikt werd door Christus. En niet om een broederschap gebaseerd op het ras der Übermenschen.
Er zijn inderdaad geen joden of Grieken, slaven of vrije mensen meer:
we zijn allemaal één, in Christus Jezus."'
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten