'In 1945 (36 jaar oud)
was Paul Sih diep onder de indruk
van een bezoek aan een gemeenschap van benedictijner-nonnen
die vreugde uitstraalden te midden van de vrieskou:
"Van deze nonnen kreeg ik een diepe indruk van bovennatuurlijke vreugde, sereniteit en geluk... Hoe slaagden zij erin hun innerlijk leven te voeden in zulke levensomstandigheden? Hoe was het mogelijk dat dit immense gebouw, geteisterd door de wind, een kou over zich heen kreeg vergelijkbaar met die van Dantes afgronden? Hoe was het mogelijk dat dit huis de gelukkigste gemeenschap ter wereld huisvestte?"
In 1947 (38 jaar)
besloot hij voor het eerst een katholieke mis bij te wonen.
Vanaf dat moment voelde hij een sterke drang om katholiek te worden.
Een gedachte kwam steeds vaker bij hem op: "De Kerk is werkelijk prachtig!"
Het is morele schoonheid – heiligheid – gecentreerd rond het offer van het altaar die hem aantrekt.
Hij merkt op: "Dit typeert goed hoe ik bekeerd werd:
ik begon van de Kerk te houden voor ik het idee kreeg dat je van God kon houden."
Paul Kwang Tsien Sih werd op 5 april 1949 gedoopt, samen met zijn vrouw en jongste zoon.
De Chinese communistische machtsovername dwong hem al snel om zich in Amerika te vestigen.
Hij zou directeur worden van het Institute of Far Eastern Studies
aan de (katholieke) Seton Hall Universiteit van New Jersey.
Na zijn doop bleef Paul Sih Confucius, de meester van de wijsheid, dankbaar.
"In de tijd dat Christus geboren werd, was het Confucianisme iets groots"...
Maar het was puur ménselijke wijsheid, en hij zag de beperkingen ervan.
De leer van Confucius heeft de waarde van voorbereiding en training,
maar het kan geen doel op zich zijn: "De leer van Confucius...
kan enkel voltooid worden in het Evangelie."'
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten