'Met de hulp van zijn familielid, Adel Osseiran, destijds minister,
en van familieleden die hoopten dat hij van gedachten zou veranderen,
reisde hij eind 1945 naar België, waar hij zich inschreef aan de KU Leuven.
Hij behaalde een doctoraat in de Filosofie
en een graad in de Sociale en Politieke Wetenschappen.
In 1949 keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Sidon,
waar hij diverse sociale en humanitaire diensten aan de armen begon te verlenen
en met hen in contact kwam.
"Mijn uitgebreide familie was de eerste die van mijn reis hoorde, en ze waren geschokt. Aanvankelijk weigerden ze me te erkennen, maar toen ze merkten dat vreemden zich bij mij op hun gemak voelden, waren ze niet langer bang. Ze beseften dat ik geen ander doel had dan Christus te dienen, en ze accepteerden dat.
Mijn vader, moge God hem genadig zijn, schaamde zich niet voor mij in het bijzijn van mensen, hoewel hij zijn islamitische geloof beoefende (hij droeg een fez met een tulband, wat aangaf dat hij een gelovige was).
Hij reageerde op degenen die mij van ongeloof beschuldigden door te zeggen: 'Ik wou dat iemand hetzelfde geloof had als mijn zoon.' We baden vaak samen, en ik reciteerde verzen uit de Koran voor hem. We waren echte vrienden.
In het begin merkten mensen het niet, maar na een tijdje hoorden ze van mijn situatie en waren ze verbaasd en verbijsterd. Dus besloot ik tussen de armen in mijn arme omgeving te gaan wonen, om dicht bij hen te zijn.
Ik zag openheid in de arbeidersklasse,
in een leven van armoede, wat het leven van ware liefde is. Ik werkte twee maanden als arbeider in een bakkerij. Als mensen verbaasd waren, zei ik: 'De bakker is mijn vriend, hij is mijn broer.'
Ik werkte ook nog twee maanden als vuilnisman op straat. De arbeiders waren zo verbaasd dat hun baas begon te huilen en tegen me zei: 'Hoe, hoe kan ik het dan begrijpen?' Ik bleef maar hetzelfde zeggen: 'Jij bent mijn broer, en werken is niet schandelijk.'
Ik probeerde me in te zetten voor een leven van broederschap met de armen. Ik ging naar cafés, naar overal... en ik ging openlijk naar de kerk en nam deel aan de mis. Ik bezocht ook de zeelieden, om ruimte te maken voor iedereen om het evangelie te kunnen benaderen...
Velen huilden.
Ze waren verbaasd over mijn gedrag, ze waren allemaal extreem arm.
Toch werd het feit dat ze wisten dat ik christen was, als een belediging beschouwd.
Eens zei een van hen tegen me: 'Weet je, Afif, je bent een beschaafd man die alles begrijpt, en dat je de christenen kiest, degenen die wij hebben verslagen, betekent dat zij beter zijn dan wij!'
Ik zei tegen hem: 'Broeder, zie je dan niet dat ik Christus heb gekozen, niet de christenen, omdat Christus de beste is? Dus wat wil je dat ik doe? Ik zie dat Christus degene is die mij naar God leidt. Ik heb Hem echt gekozen en niemand anders. Ik kan Hem niet verraden, en dat wil ik ook niet eens. Wil je dat ik mijn geweten verraad?'"'
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten