'Iedereen die René Schwob kende,
behield een levendige herinnering aan hem.
Pater Amédée Brunot, S.C.J., priester van het Heilig Hart van Bétharram,
vergat hem nooit: "Zijn ziel was even teer als zijn lichaam: zijn gezicht zachtmoedig en vol transparantie... De dag dat het verlangen naar genade de heerschappij in zijn leven vestigde, leek zijn blik volledig gebaad in het wonderbaarlijke Licht van de Hostie."
In 1934 en opnieuw in 1935,
tijdens twee van Schwobs verblijven in Palestina,
had pater Brunot hem ontmoet en, vreemd genoeg, de bijnaam "de Wijze van de Hostie" gegeven.
René Schwob had zijn hele spirituele leven toen al lang rond de eucharistie gecentreerd.
Hij zei dat hij nooit een verleiding tegen het geloof had gevoeld die niet onmiddellijk werd verdreven wanneer hij naar de Hostie keek. In die periode was alleen al het zien van de Hostie voldoende om hem in tranen te doen uitbarsten.
Pater Brunot zei: "Ik heb hem vaak wenend aangetroffen in de Herstelkapel in Jeruzalem, waar de Hostie permanent werd uitgestald."
Nadat hij op Paasmaandag 1934 Schwobs Communie had bijgewoond in de ruïnes van de Emmaüsbasiliek, vertelt hij het als volgt:
"Pater Paul Couvreur, abt van het trappistenklooster van Latrun, vierde de mis. René Schwob was de enige die naar voren ging om ter communie te gaan. Hij was erg gevoelig voor de kou en was gewikkeld in een enorme deken, waaronder hij vrijwel onzichtbaar was. Toen de priester zich met de hostie naar hem omdraaide, barstte hij in tranen uit - het duurde een hele tijd voordat hij de communie kon ontvangen."
Nooit nam hij deel aan een religieuze dienst zonder diepe emoties te ervaren. De mis overweldigde hem, en het was opnieuw in tranen dat hij op kerstavond de Communie ontving in de Grot van de Geboortekerk.
Schwob was die dag niet bijzonder geïnteresseerd geweest in de archeologische details die zijn metgezel hem gaf, maar toen iemand hem zei, wijzend naar de zilveren ster in de marmeren vloer: "Dat is de plek!", kon hij zijn tranen niet bedwingen en bleef lange tijd in stille overpeinzingen verzonken.
Regelmatig werd hij 's nachts huilend wakker, bij de gedachte aan zielen, aan zijn verleden, aan het lijden van Christus... Alle getuigenissen stemmen in dit opzicht overeen: René Schwob had de gave van tranen.
Toen Bétharram-pater Denis Buzy, S.C.J., hem ging bezoeken in een Hospice bij de Berg van de Zaligsprekingen bij het Meer van Galilea, ontving de Moeder Overste, een Italiaanse, hem met de woorden:
"Bent u gekomen om de Fransman te zien? O, als u eens wist hoe hij zich gedroeg in de kapel voor het Allerheiligste Sacrament! Piange, piange! Hij huilt, hij huilt! Alleen al de aanblik van hem maakt een diepere indruk op mij dan een retraite!"
Op een dag
vertelde hij pater Buzy dat hij Johannes toespraak over de Eucharistie [Joh.6] wilde horen voorlezen in de ruïnes van het oude Kafarnaüm. Tijdens de lezing vulden zijn ogen zich met tranen, en de priester zelf was zo ontroerd dat hij de lezing moest onderbreken.
"Vertel me, meneer Schwob," vroeg hij eens, "toen u de Communie ontving zónder geloof, wat vond u toen zo heerlijk in dat Brood dat u zo uitgehongerd maakte dat u niet meer zonder kon?"
De priester verwachtte de onthulling van een geheim. Maar Schwob kon hem, met tranen in zijn ogen, alleen maar in zijn armen nemen en omhelzen.
Hij maakte verbazingwekkende opmerkingen, ware lichtflitsen.
Terwijl hij de verering van de relieken van de martelaren in de Romeinse catacomben bijwoonde, bleef hij stil en staarde lang en indringend naar de rij gelovigen.
Toen hij naar buiten kwam, zei hij: "De Kerk is te gelukkig,
ze is gemaakt om daar beneden te wonen."'
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten