Ik zag hoe Adam werd geschapen...
niet in het paradijs, maar in het gebied waarin Jeruzalem later lag.
Ik zag hem glinsterend en wit...
tevoorschijn komen uit een berg gele aarde, alsof hij uit een mal kwam.
De zon scheen en ik dacht - ik was nog maar een kind toen ik hem zag - dat de zonnestralen Adam uit de heuvel trokken. Hij werd als het ware geboren uit de maagdelijke aarde.
God zegende de aarde en het werd zijn moeder.
-
Hij kwam niet meteen te voorschijn uit de aarde.
Er ging enige tijd voorbij voordat hij verscheen.
Hij lag in de heuvel op zijn linkerzij, zijn arm over zijn hoofd geslagen...
terwijl een lichte damp hem als met een sluier bedekte.
Ik zag een figuur in zijn rechterzij...
en ik werd me ervan bewust dat het Eva was...
en dat ze door God uit hem zou worden getrokken in het paradijs.
-
God riep hem.
De heuvel ging open en Adam stapte voorzichtig naar voren.
Er waren geen bomen in de buurt, alleen kleine bloemen.
Ik had de dieren ook gezien, komend uit de aarde in pure enkelvoudigheid...
de vrouwtjes gescheiden van de mannetjes.
En nu zag ik Adam omhoog gedragen worden...
naar een tuin, naar het paradijs.
God liet alle dieren voor hem komen in het paradijs, en hij noemde ze.
Ze volgden hem, en speelden om hem heen, want alle dingen dienden hem voordat hij zondigde.
Alles wat hij noemde, volgde hem daarna naar de aarde.
Eva was nog niet uit hem gevormd.
-
Ik zag Adam in het paradijs tussen de planten en de bloemen...
en niet ver van de fontein die speelde in het midden.
Hij was wakker, alsof hij uit zijn slaap was ontwaakt.
Hoewel zijn persoon meer op vlees dan op geest leek, was hij toch oogverblindend wit.
Hij verwonderde zich nergens over, noch was hij verbaasd over zijn eigen bestaan.
Hij liep tussen de bomen en de dieren rond, alsof hij ze allemaal gewend was...
als een man die zijn akkers inspecteert.
Bij de boom aan het water verrees een heuvel.
Daarop zag ik Adam liggend op zijn linkerzij, zijn linkerhand onder zijn wang.
God zond een diepe slaap over hem en hij was verzonken in visioenen.
Toen trok God Eva vanaf zijn rechterzijde...
vanaf dezelfde plek waar de zijde van Jezus werd geopend door de lans.
Ik zag haar klein en delicaat.
Maar ze nam snel in omvang toe tot ze volgroeid was.
Ze was buitengewoon mooi.
Zonder de zondeval zou iedereen op dezelfde manier geboren worden.
In een rustige slaap.
-
De heuvel opende zich.
En aan Adams zijde rees een kristallijne rots op, blijkbaar gevormd uit edelstenen.
Aan Eva's zijde lag een witte vallei, bedekt met zoiets als fijn wit stuifmeel.
Toen Eva gevormd was, zag ik dat God iets gaf, of iets over Adam liet vloeien.
Het was alsof er vanuit de Godheid, schijnbaar in menselijke gedaante, lichtstromen...
uit het voorhoofd, de mond, de borst en de handen stroomden.
Ze verenigden zich tot een bol van licht, die de rechterzijde van Adam binnenging...
waaruit Eva was genomen. Adam alleen ontving het.
Het was de kiem van Gods zegen, die drievoudig was.
De zegen die Abraham ontving van de engel was één.
Het had dezelfde vorm, maar niet zo lichtgevend.
Eva stond voor Adam op en hij gaf haar zijn hand.
Ze waren als twee onuitsprekelijk nobele en mooie kinderen...
volmaakt stralend en gekleed met lichtstralen als met een sluier.
Uit Adams mond zag ik een brede stroom glinsterend licht komen...
en op zijn voorhoofd was een uitdrukking van grote majesteit.
Rond zijn mond speelde een zonnestraal, maar rond die van Eva was er geen.
Ik zag Adams hart ongeveer hetzelfde als bij mannen van tegenwoordig...
maar zijn borst was omgeven door lichtstralen.
Midden in zijn hart zag ik een sprankelende aureool van glorie.
Daarin zat een klein figuurtje, alsof het iets in zijn hand hield.
Ik denk dat het de Derde Persoon van de Godheid symboliseerde.
Uit de handen en voeten van Adam en Eva schoten lichtstralen.
Hun haar viel in vijf glinsterende lokken, twee vanaf de slapen...
twee achter de oren, en één vanaf de achterkant van het hoofd.
Ik heb altijd gedacht dat door de Wonden van Jezus er in het menselijk lichaam opnieuw poorten werden geopend die door de zonde van Adam waren gesloten.
Ik heb te horen gekregen dat Longinus in Jezus' zijde de poort opende van wedergeboorte naar het eeuwige leven, daarom ging niemand de hemel binnen terwijl die poort gesloten was.
De glinsterende stralen op Adams hoofd duidden op zijn overvloedige vruchtbaarheid, zijn glorie, zijn verbinding met andere stralingen. En al deze stralende schoonheid wordt hersteld in verheerlijkte zielen en lichamen.
Ons haar is de geruïneerde, de uitgestorven glorie. En zoals dit haar van ons is m.b.t. de lichtstralen, zo is ons huidige vlees dat m.b.t. dat van Adam vóór de val.
De zonnestralen rond Adams mond wezen op een heilig nageslacht van God, dat zonder de zondeval door het gesproken woord zou zijn bewerkstelligd.
Adam strekte zijn hand uit naar Eva. Ze verlieten de bekoorlijke plek van Eva's schepping en gingen door het Paradijs, alles bekijkend, zich in alles verheugend.
Die plaats was de hoogste in het paradijs.
Alles was daar stralender, schitterender dan elders.
[emmerich]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten