Opnieuw hebben ze Jezus gezien, toen ze de berg Tabor bezochten.
Jezus herinnerde hen de gedaanteverandering en vertelde dat er ten onrechte naar werd verwezen als een 'wonder'. Het was in feite de beëindiging van het wonder, aangezien dat zijn echte goddelijke essentie was. Het wonder was zijn menselijkheid.
Vervolgens liet Jezus hen de plaatsen zien die in de evangeliën worden genoemd.
De derde keer dat ze Jezus ontmoetten...
was toen ze op 7 januari naar de Berg der Zaligsprekingen gingen:
We probeerden ons voor te stellen hoe het was om zalig te zijn [zoals de zielen in de hemel]...
en de Herder kwam naar ons toe.
Hij was altijd dezelfde.
Alleen deze keer was Zijn cape rood, en niet blauw.
We zaten in het gras naar het meer te kijken.
'Het is hier toch heel rustig?'
Met deze woorden wekte Hij ons.
En we kregen geen kans om op te staan, omdat Hij al voor ons zat.
'Het is een vredigheid die mensen verveelt' – vervolgde hij –
'en een vredigheid die wellicht eentonig is...
voor hen die niet van contemplatie en stilte houden...
maar eentonigheid tilt de geest en het hart op van wie gelooft...
terwijl aan de andere kant drukte en commotie de hersenen vertroebelen.'
In een sterke en on-veranderlijke vrede als deze...
zal de God van Gerechtigheid zielen oordelen.
Ze zullen geen details over hun leven worden gevraagd.
Ze zullen niet worden gevraagd hoeveel uur ze hebben gewerkt, of gebeden.
Maar ze zullen zich moeten verantwoorden...
over liefdadigheid jegens hun naaste.
Ben je bescheiden geweest?
Ben je zachtmoedig geweest?
Heb je waardig geleden?
Honger en dorst je naar gerechtigheid?
Had je genade?
Ben je puur geweest?
Waren jullie instrumenten van vrede?
Ben je vervolgd uit liefde voor mij?
In waarheid zeg ik je...
dat zielen alleen op basis hiervan zullen worden beoordeeld.
Dat wil zeggen op liefdadigheid.
Hij stond op en zegende ons door te zeggen:
'Tot ziens in het Koninkrijk van mijn Vader.
Ik wacht op je onder de gezegenden.'
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten