Terwijl de apostelen de kruiden aten...
bleef Jezus met hen praten, nog steeds heel liefdevol...
hoewel hij later ernstig en bedroefd werd.
Hij zei:
'Een van jullie zal Mij verraden...
iemand wiens hand met Mij in de schaal is.'
Hij was op dat moment een van de groenten aan het uitdelen, namelijk de sla waarvan er maar één gerecht was. Hij gaf het langs Zijn eigen kant door en Hij had Judas, die dwars van Hem zat, opgedragen het aan de andere kant uit te delen.
-
Toen Jezus melding maakte van een verrader...
werden de apostelen zeer verontrust.
Toen herhaalde Hij:
'Degene wiens hand bij Mij aan tafel is'...
Of 'wiens hand met Mij in de schaal doopt'...
Wat zoveel betekende als:
'Een van de Twaalf die met Mij eten en drinken'...
'Iemand met wie Ik Mijn brood breek'...
Met deze woorden...
verraadde Jezus Judas niet aan de anderen.
Want 'in hetzelfde gerecht dopen' was een gebruikelijke uitdrukking...
die stond voor het hebben van de meest intieme vriendschap.
Tóch bedoelde Jezus hiermee Judas te waarschuwen.
Want Hij doopte letterlijk Zijn hand met hem in de schaal, terwijl hij de sla uitdeelde.
Later zei Hij:
'De Mensenzoon zal het inderdaad vergaan zoals over Hem geschreven staat...
maar wee de man door wie de Mensenzoon zal worden verraden!
Het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.'
Bij deze woorden werden de apostelen zeer verontrust...
en vroegen op hun beurt: 'Heer, ben ik het?'
Want allen wisten heel goed dat ze Hem niet volmaakt begrepen.
Ondertussen leunde Petrus achter Jezus in de richting van Johannes, en wenkte hem om de Heer te vragen wie het was, omdat hij vaak terechtwijzingen van Jezus had gekregen en bang was dat hij het zelf zou zijn.
Nu lag Johannes aan Jezus' rechterkant, en terwijl iedereen op de linkerarm leunde om met de rechterhand te eten, lag Johannes met zijn hoofd dicht bij Jezus' borst.
Op het teken van Petrus...
wendde Johannes zijn hoofd tot Jezus' borst, en vroeg: 'Heer, wie is het?'
Op welk woord hij innerlijk vermaand werd, dat Jezus naar Judas verwees.
Ik zag Jezus niet met Zijn lippen zeggen: 'Hij aan wie ik het gedoopte stuk zal geven'...
en ik kan niet zeggen of Hij het [ook] zacht tegen Johannes zei of niet. [vgl. Joh.13:23-26
& Joh.11:3-5 (ook Lazarus is leerling die Hij liefheeft, net zoals Hij veel hield van Marta en haar zuster...]
-
Maar Johannes begreep het...
toen Jezus, nadat Hij het stukje brood, gevouwen in sla, in de saus had gedoopt...
het liefdevol aanbood aan Judas, die eveneens vroeg: 'Heer, ben ik het?'
Jezus keek Judas liefdevol aan en antwoordde in algemene bewoordingen.
Brood gedoopt geven was een teken van liefde en vertrouwen...
en Jezus deed het met oprechte liefde...
om Judas te waarschuwen...
en om de verdenkingen van de anderen af te wenden.
Maar Judas was van binnen ontstoken van woede.
Gedurende de hele maaltijd zag ik aan zijn voeten een klein monster zitten...
dat hem vaak aan het hart ging.
Ik zag Johannes niet herhalen aan Petrus wat hij had geleerd van Jezus.
Hoewel ik hem in één oogopslag zijn geest tot rust zag brengen.
[emmerich]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten