dinsdag 21 maart 2023

olijfhof 4

Satan poogt Hem te doen wankelen 

met typische verwijten a iedere heilige

m.n. in uur vd dood!

Jezus lijdt dit voor



Maar Satan... 

die zich in een angstaanjagende vorm en met woedende spot tussen al deze gruwel bewoog, werd elk moment heviger woedend op Hem. 

Hij riep voor de ogen van Zijn ziel visioenen op van de zonden van mensen, de een nog angstaanjagender dan de ander, en sprak voortdurend tot de Heilige Menselijkheid van Jezus woorden als: ´Wat! Wilt Gij dit ook op U nemen? Zijt gij bereid om de straf daarvan te verdragen? Hoe kunt Gij hiervoor voldoen?'


Paul Troger


Vanaf dat punt aan de hemel... 

waar de zon tussen tien en elf uur 's ochtends verschijnt... 

stroomde een smal pad van licht naar Jezus toe...

en daarop zag ik een rij engelen naar Hem neerdalen. 

Ze gaven Hem nieuwe energie en kracht. 

-

De rest van de grot was gevuld met de angstaanjagende en afschuwelijke visioenen van de zonde, en met de spottende en in bekoring brengende boze geesten. Jezus nam alles op zich. 

Temidden van deze verwarring van gruwel, kromp Zijn Hart - het enige dat zowel God als de mens volmaakt liefhad - ineen van angst en vrees voor de gruwel, de last van al die zonden. 

Ah, ik zag daar zoveel dingen! 

Een heel jaar zou niet volstaan om het te vertellen!

-

Toen nu deze enorme massa van zonde en onrecht aan de ziel van Jezus was voorbijgegaan in een oceaan van afschuwelijke visioenen, en Hij Zichzelf had geofferd als het zoenoffer voor allen, had gesmeekt dat al hun straf en tuchtiging op Hem zou vallen... 

toen liet Satan, als eens eerder in de woestijn, ontelbare bekoringen op hem los. Ja, hij durfde zelfs een massa beschuldigingen tegen de onschuldige Verlosser Zelf in te brengen. 

´Wat!´ zei hij tegen Hem, ´Wilt Gij dit alles op U nemen, en Gij zijt Zelf niet zuiver? Zie, hier en hier en hier!´ en hij vouwde allerlei vervalste waardepapieren en bankbiljetten voor Hem open en hield ze met helse onbeschaamdheid voor Zijn ogen. 

Hij verweet Hem alle fouten van Zijn discipelen, al het schandaal dat ze hadden veroorzaakt, alle onrust en wanorde die Hij in de wereld had veroorzaakt door oude gewoonten af te schaffen. Satan gedroeg zich als de meest sluwe en subtiele Farizeeër. 

Hij verweet Jezus dat Hij het bloedbad van de heilige onschuldigen door Herodes had veroorzaakt, dat Hij Zijn ouders had blootgesteld aan gebrek en gevaar in Egypte, dat Hij Johannes de Doper niet van de dood had gered, dat Hij onenigheid had veroorzaakt in veel families, dat Hij ontaarde mensen had beschermd, dat Hij bepaalde zieken weigerde te genezen, de Gergeseërs had verwond door de bezetenen toe te staan hun vaten om te gooien en hun zwijnen in zee te laten rennen. 

Hij beschuldigde Hem van de schuld van Maria Magdalena, aangezien Hij haar terugval in zonde niet had voorkomen; van het verwaarlozen van Zijn eigen gezin; van het verkwisten van de goederen van anderen. 

En, in één woord, alles wat de verleider op het uur van de dood zou hebben uitgeoefend op een gewone sterveling die, zonder hoge en heilige bedoelingen, in zulke zaken verwikkeld zou zijn, suggereerde Satan nu aan de bevende ziel van Jezus, met de bedoeling Hem aan het wankelen te brengen. 

-

Het was voor hem verborgen dat Jezus de Zoon van God was. 

En hij verleidde Hem louter als de meest rechtvaardige van alle mensen. 

Ja, onze Goddelijke Verlosser stond tot op zekere hoogte toe dat Zijn allerheiligste Mensheid Zijn Goddelijkheid versluierde, opdat Hij de verleidingen zou kunnen doorstaan die de heiligste zielen op het uur van de dood overkomen, de intrinsieke verdienste respecterend van hun goede werken. 

Opdat Hij de kelk van het lijden zou kunnen leegdrinken, stond Hij toe dat de verleider, voor wie Zijn Goddelijkheid verborgen was, Hem verwijten maakte over Zijn werken van weldadigheid als waren het net zovele zonden die strafbaar zijn en nog niet uitgewist door de genade van God. 

-

De verleider verweet Hem eveneens dat Hij verzoening wenste voor de zonden van anderen, hoewel Hij Zelf geen verdienste had en aan God nog geen genoegdoening had gegeven voor de genade van menig zogenaamd goed werk. 

De goddelijkheid van Jezus stond de goddeloze duivel toe om Zijn heilige Mensheid te verleiden, net zoals hij mensen zou verleiden die hun goede werken zouden hebben toegeschreven aan een of andere speciale verdienste van henzelf, onafhankelijk van wat ze konden verwerven door verenigd te zijn met de verdiensten van de reddende dood van onze Heer en Heiland. 

Zo bracht de verleider Jezus al de werken van Zijn liefde voor ogen, niet alleen zonder verdienste voor Hemzelf, maar als evenzovele misdaden tegen God; en aangezien hun waarde tot op zekere hoogte was ontleend aan de verdiensten van Zijn Passie die nog niet volbracht was en van wiens waarde Satan onwetend was, daarom had Hij vanwege de genade waarmee Hij ze bewerkstelligde nog geen voldoening gegeven. 

Voor al Zijn goede werken liet Satan Jezus geschreven obligaties zien, terwijl hij Hem erop wees: ´Voor deze daad en ook hiervoor, hebt Gij schulden opgelopen.´ 

Tot slot rolde hij voor Hem een briefje uit dat Jezus van Lazarus had ontvangen voor de verkoop van Magdalena's eigendom in Magdalum, en waarvan Hij de opbrengst had uitgegeven. 

Satan vergezelde de actie met deze woorden: Hoe durft gij de eigendommen van anderen te verkwisten en daardoor de familie te schaden?´ 

Ik zag in een visioen al die dingen waarvoor de Heer Zichzelf als verzoening offerde, en met Hem droeg ik de last van vele beschuldigingen die de verleider tegen Hem uitte.

-

Want tussen die visioenen van de zonden van de wereld die de Heiland op Zich nam, zag ik mijn eigen talrijke overtredingen. 

Uit de wolk van verleidingen die Jezus omringde, zag ik een stroom naar mij toe stromen, en daarin werden mij, tot mijn grote ontsteltenis, al mijn tekortkomingen van nalatigheid en opdracht getoond. 

Toch hield ik mijn ogen gericht op mijn Hemelse Bruidegom, ik worstelde en bad met Hem, en met Hem wendde ik me tot de troostende engelen. 

Ah! De Heer kronkelde als een worm onder het gewicht van Zijn verdriet en pijn.

Het was met de grootste moeite dat ik mezelf in bedwang hield terwijl al deze beschuldigingen tegen de onschuldige Verlosser werden ingediend. Ik was zo woedend op Satan. 

Maar toen hij het briefje liet zien waarop stond dat Jezus bereid was om de opbrengst van Magdalena's bezit te verdelen, kon ik mijn woede niet langer bedwingen en riep ik uit: ´Hoe kunt gij Jezus de verkoop van Magdalena's eigendom verwijten als een misdaad?´ 

Ik zag zelf hoe de Heer dat bedrag dat hij van Lazarus ontving wijdde aan werken van barmhartigheid, hoe Hij daarmee zevenentwintig arme, verlaten schepsels vrijliet die in Tirzah gevangen werden gehouden voor schulden.


[emmerich]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten