woensdag 17 mei 2023

salazar 3

Tussen 1918 en 1926... 

zakte de Republiek steeds verder weg in het moeras van onbekwaamheid en immobilisme, terwijl de waarde van de escudo alsmaar achteruitging en de staatsschuld onheilspellend toenam. 

In het jaar 1920 telde Portugal maar liefst acht verschillende regeringen, één ervan duurde slechts vierentwintig uur. Begin 1926 barstte een groot bankschandaal los dat de Portugezen als een diepe vernedering aanvoelden, en dat het regime zijn laatste restje prestige kostte.



Op 28 mei 1926... 

brak in Braga, de hoofdstad van het katholieke bastion van het noorden, een militaire opstand uit. 

Op hetzelfde ogenblik namen 200.000 gelovigen deel aan een Mariaal Congres, waarop de nuntius de heropleving van Portugal had toegeschreven aan de verschijningen van Fatima. Vanuit een venster van zijn commandopost, nam generaal Gomes da Costa de processie van de congressisten in ogen-schouw die zich naar de Sameiro begaf, het grote nationale heiligdom toegewijd aan de Onbevlekte Ontvangenis. 

Deze met roem beklede generaal die de leiding van de opstand op zich genomen had, leidde zijn troepen naar de hoofdstad terwijl generaal Carmona hetzelfde deed vanuit Evora in het zuiden.

De opmars beantwoordde zozeer aan de verwachting van de ganse natie, dat op drie dagen tijd heel het land er zich bij aansloot. De staatsgreep zegevierde zonder dat er één kogel afgevuurd werd, of één druppel bloed vergoten – een uniek feit in de geschiedenis van de militaire opstanden in Portugal. 

De gelovigen schreven dit toe aan een speciale bescherming vanwege de Maagd van Sameiro.



De generaals hadden het beste voor met Portugal... 

maar ze wisten hoegenaamd niet hoe ze de ronduit catastrofale financiële situatie die door de Republiek was nagelaten moesten oplossen. De staatsschuld per hoofd van de bevolking was groter dan die van gelijk welk ander Europees land. 

Tenslotte leek er nog maar één redmiddel te zijn: geld lenen uit het buitenland. De Volkenbond bood na onderzoek twaalf miljoen pond sterling aan, maar op één voorwaarde: een waarnemer zou door de Bond worden benoemd om controle uit te oefenen over de Portugese geldmiddelen.

Tegenover dit vernederend schrikbeeld, zaten de militaire leiders in het nauw. Op 27 april 1928 namen zij hun toevlucht tot de man die als enige in staat leek te zijn om Portugal te redden: Dr. Antonio de Oliveira Salazar, hoogleraar economie aan de universiteit van Coïmbra.



Salazar was op dat moment slechts aan weinigen bekend als financieel expert. 

Hij was overigens een erg bescheiden man, die niets liever wilde dan verder te kunnen doceren aan de universiteit waar hij zelf met de knapste cijfers afgestudeerd was. Hij was een overtuigd katholiek van een grote vroomheid, moreel hoogstaand en volkomen integer. De 39-jarige hoogleraar aarzelde lang voor hij het aanbod om minister van Financiën te worden aannam. 

Hij raadpleegde zijn geestelijke vader en bracht 's nachts verscheidene uren in gebed vóór het tabernakel in een privé-kapel door. De volgende ochtend woonde hij, zoals elke dag de H. Mis bij, en ging ter communie. Daarna stond zijn besluit vast: 'Het is mijn plicht om já te zeggen.'



De voorwaarden die Salazar stelde... 

vóór hij zijn verantwoordelijkheid opnam... 

lieten aan duidelijkheid niets te wensen over: 

absolute zeggenschap van het Ministerie van Financiën over het gehele financiële leven van de staat, met recht van veto op alle ongewenst geachte uitgaven. 

En hij herinnerde eraan dat er nog dagelijks treinen liepen van Lissabon naar Coïmbra. Dat hij nog dagelijks bereid stond naar zijn oude universiteitsstad terug te keren, wanneer hij niet de noodzakelijke steun en bereidheid tot offers zou vinden.



Hij voegde er nog het volgende aan toe: 

'Het zou vergeefs zijn te hopen dat de levensomstandigheden in Portugal zich plotseling, als door toverkracht, zullen wijzigen. Er valt zelfs weinig te bereiken, als het land niet bereid is alle onvermijdelijke offers te brengen, en mij te volgen in vertrouwen, op mijn inzicht en mijn eerlijkheid.'

'Ik vraag om volstrekt vertrouwen. Maar men moet het mij schenken in alle kalmte en gemoedsrust. Ik wil geen vlagen van overdreven enthousiasme, noch van voorbarige moedeloosheid. Ik zal het land voorlichten over de weg die ik denk te moeten volgen, over mijn beweegredenen en over alles wat niet als in zichzelf zijn verklaring vindt.'

'Ik weet precies wat ik wil en waar ik heenga, maar men moet niet van mij verlangen dat ik het einddoel bereik in een paar maanden. Intussen kan het land vrijelijk onderzoeken, voorstellen doen, bezwaren kenbaar maken en van gedachten wisselen – als het maar weet te gehoorzamen als het moment van bevelen is gekomen.'

Geen holle woorden, geen mooipraterij, geen populariteitszucht, maar een eerlijk antwoord van een man die vrijuit kon spreken omdat hij aan geen enkele partij en aan geen enkele belangengroep gebonden was.


[bron]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten