zondeloze

ZATERDAG 7 augustus 1943

aan Maria Valtorta

Alle mensen zijn zondaars.

Slechts één wezen proefde niet, ik zeg niet de bittere smaak... 

maar zelfs niet de bittere geur van zonde. 

En dat was Maria, Mijn zeer lieve moeder, degene die Mij toestond geen spijt te hebben van het Paradijs dat ik had verlaten om vlees te worden onder jullie. Want in Maria vond ik de eeuwige witheid en de schitterende liefdes die in de hemel zijn. 

In Haar woonde de Vader, die Haar vertroetelde/koesterde als de Volmaakte onder de schepselen. In Haar woonde de Heilige Geest, Die haar doordrong met Zijn Vuur om van de Maagd de Moeder te maken. Om haar heen stonden de cohorten engelen, die de Drie-eenheid in een schepsel aanbaden.

Maria's schoot! Mariás hart! 

Nee, de geest die het meest verrukt is over God kan niet naar de bodem afdalen, noch naar de top stijgen van deze twee volmaaktheden van zuiverheid en liefde.

Ik verhelder ze voor jou, Ik verhelder ze voor de liefsten onder degenen die mij dierbaar zijn. 

Maar pas als je daar zu;t zijn waar de perfecte Wetenschap woont... 

zul je Maria begrijpen.

[7.8.43]