Ik wil ook een woord tot U zeggen, Mijn zoon Alexander...
opdat Mijn verlangens gerealiseerd zullen worden in de wereld.
Het is nodig dat U, samen met de geestelijke vader van dit 'plantje' van Mijn Zoon Jesus, de promotoren zult zijn van dit Werk, d.w.z. van deze speciale eredienst die Ik verwacht van de mensen. Aan U, Mijn zonen, vertrouw Ik dit Werk toe en zijn toekomst, die zo belangrijk is.
Spreekt, volhardt, maakt bekend wat Ik zal zeggen, opdat Ik gekend, bemind en geëerd zal worden door al Mijn schepselen, en U zult gedaan hebben wat Ik van U verwacht, d.w.z. Mijn Wil, en U zult de Verlangens verwerkelijkt hebben die Ik, al zo lange tijd, in stilte bewaard heb.
Voor alles wat jullie zullen doen voor Mijn Glorie zal Ik het dubbele doen voor je redding en heiliging. Tenslotte zult U in de Hemel, en alleen in de Hemel, de grote beloning zien die Ik op heel bijzondere wijze zal geven aan U en aan allen die voor dit doel zullen meewerken.
Ik heb de mens geschapen voor Mijzelf.
En het is heel rechtvaardig dat Ik ALLES zal zijn voor de mens.
De mens zal geen echte vreugde smaken buiten zijn Vader en Schepper.
Want zijn hart is voor niets anders gemaakt dan alleen voor Mij!
Wat Mij betreft, Mijn Liefde voor Mijn schepselen is zo groot...
dat Ik geen grotere vreugde ken dan die van onder de mensen te zijn.
Mijn Glorie in de Hemel is oneindig groot...
maar Mijn Heerlijkheid is nóg groter als Ik Mij tussen Mijn kinderen bevind:
de mensen van de hele wereld.
-
Jullie Hemel, Mijn schepselen, is in het Paradijs, samen met Mijn uitverkorenen.
Want het is daarboven in de Hemel, dat jullie Mij zullen beschouwen in een eeuwig visioen...
en genieten van een eeuwige glorie.
Mijn Hemel is op aarde bij jullie allemaal, o mensen.
Ja, het is op aarde en in jullie zielen dat Ik Mijn Geluk en Mijn Vreugde zoek!
Jullie kunnen Mij deze Vreugde geven, en het is voor jullie ook een plicht...
tegenover jullie Schepper en Vader Die het van jullie verlangt en verwacht.
-
Mijn Vreugde bij jullie te zijn...
is niet minder groot dan de vreugde die Ik smaakte, toen Ik bij Mijn Zoon Jezus was gedurende Zijn sterfelijk leven. Ik was het Die Mijn Zoon zond. Hij werd ontvangen door Mijn Heilige Geest Die Ikzelf ben. In één woord, Ik was altijd IK.
Tot jullie, Mijn schepselen, die Ik liefheb zoals Mijn Zoon die één is met Mij, zeg Ik, zoals tot Hem: jullie zijn Mijn geliefde kinderen in wie Ik Mijn welbehagen heb.
Daarom geniet Ik van jullie gezelschap...
en verlang bij jullie te blijven.
-
Mijn aanwezigheid onder jullie is als de zon over de wereld.
Als jullie welbereid zijn om Mij te ontvangen, zal Ik heel dicht bij jullie komen.
Ik zal in jullie binnentreden, Ik zal jullie verlichten...
Ik zal jullie verwarmen met Mijn oneindige Liefde.
Wat jullie betreft, zielen in staat van zonde of die de religieuze waarheid negeren, Ik zal niet in jullie kunnen binnentreden, maar Ik zal in elk geval dicht bij jullie blijven. Want Ik zal nooit ophouden jullie te roepen, je uit te nodigen om te verlangen de weldaden te ontvangen, die Ik je breng opdat jullie het Licht zien en genezen worden van de zonde.
Dikwijls zie Ik met medelijden op jullie neer, wegens de ongelukkige staat waarin jullie verkeren. Vaak beschouw Ik jullie met Liefde om je voor te bereiden, zodat jullie zwichten voor de bekoorlijkheden van de genade. Vaak breng Ik dagen, ook jaren, door in de nabijheid van sommige zielen, om ze van de eeuwige gelukzaligheid te kunnen verzekeren. Ze weten niet dat Ik daar ben, en op hen wacht, dat Ik hen roep, op elk moment van de dag. Evenwel, Ik word helemaal niet moe, en Ik voel het Zelf als Mijn Vreugde naast jullie te blijven, altijd met de hoop dat jullie op een dag zullen terugkeren naar je Vader en dat jullie Mij tenminste een enkele daad van Liefde zullen aanbieden vóór je dood.
Hier is bijvoorbeeld een ziel...
die op het punt staat plots te sterven.
Deze ziel is voor Mij altijd als de verloren zoon geweest... Ik overlaadde hem met weldaden, maar hij ging al deze weldaden, deze gratuite gaven van zijn allerbeminnelijkste Vader, verkwisten. En bovendien beledigde hij Mij zwaar.
Ik wachtte op hem, Ik volgde hem overal, Ik gaf hem nieuwe gunstbewijzen, zoals gezondheid en goederen die Ik zijn werk liet voortbrengen, zodat hij overvloed had. Soms gaf Mijn Voorzienigheid hem nog nieuwe gaven.
Hij leefde dus in overvloed. Maar hij zag dit in het treurige licht van zijn verdorvenheid. Zijn hele leven was een weefsel van zonden, omdat hij voortdurend in staat van doodzonde was. Maar Mijn Liefde is nooit moe geworden. Ik volgde hem ondanks alles.
Ik had hem lief en vooral, ondanks zijn onheuse bejegeningen, was Ik tevreden om geduldig dicht bij hem te leven, in de hoop dat hij misschien op een dag gehoor zou geven aan Mijn Liefde, en terug zou keren zijn naar Mij, zijn Vader en Verlosser.
Tenslotte nadert zijn laatste dag... Ik zend hem een ziekte, opdat hij tot bezinning kan komen en terugkeren naar Mij, zijn Vader. Maar de tijd gaat voorbij... en ziehier, Mijn arme zoon, met 74 jaar in zijn laatste uur.
Ik ben nog steeds daar, zoals altijd. Ik spreek tot hem met méér goedheid dan ooit. Ik volhard, roep Mijn uitverkorenen, dat zij zouden bidden voor hem opdat hij de vergiffenis zou vragen, die Ik hem aanbied...
Op dit punt, alvorens zijn laatste adem uit te blazen, opent hij de ogen, erkent hij zijn fouten, en hoever hij is afgedwaald van de Ware Weg die leidt tot Mij. Hij komt tot zichzelf, en dan, met een zwakke stem, die niemand van de omstanders hoort, zegt hij Mij: 'Mijn God, nu zie ik hoe groot Uw Liefde voor mij is geweest, en ik heb U voortdurend beledigd door zo'n slecht leven. Ik heb nooit aan U gedacht, mijn Vader en mijn Verlosser. Nu ziet Gij alles, en voor al dat kwaad dat Gij in mij ziet, en dat ik erken in mijn verwarring, vraag Ik U vergiffenis, en ik heb U lief, mijn Vader en mijn Verlosser!'
Hij stierf op datzelfde ogenblik.
En hier staat hij voor Mij.
Ik oordeel over hem met de Liefde van een Vader, zoals hij Mij heeft aanroepen, en hij is gered.
Hij zal enige tijd doorbrengen op de plaats van loutering, en daarna zal hij voor alle eeuwigheid gelukkig zijn. En Ik, na Mij tijdens zijn leven tevreden gesteld te hebben met de hoop hem te redden, als hij tot andere gedachten zou komen en berouw zou hebben, geniet nog méér met Mijn hemels Hof ervan, Mijn verlangen te hebben gerealiseerd, en zijn Vader te zijn voor alle eeuwigheid.
-
Wat de zielen betreft die leven in Gerechtigheid en in staat van heiligmakende Genade, bewijs Ik Mijn Geluk door Mij in hen te vestigen. Ik geef Mij aan hen.
Ik vertrouw hun het gebruik van Mijn MACHT toe.
En door Mijn LIEFDE vinden zij een anticipatie van het Paradijs...
in MIJ, hun Vader en hun Verlosser!
[1.7.32]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten