Al in het Boven-Paleolithicum (35.000 à 10.000 jaar oud)...
verschijnt de menselijke soort ten tonele. In deze periode was jacht de hoofdactiviteit. Hun voorkeur voor rotsachtige schuilplaatsen heeft geleid tot een groot aantal paleolithische grotten met rots-tekeningen.
Het is in het Neolithicum dat de mens de eerste plantenetende dieren temde, en leerde om het land te bewerken. Zo ontstonden de eerste kolonisten van de Picos de Europa, die zich in de valleien vestigden en tijdelijk naar de bergweiden trokken, waar het vee voldoende voedsel vond.
Tussen de 2e en 1e eeuw voor Christus...
vindt de komst van Keltische volkeren plaats.
Als oude bewoners van deze bergen waren zij een volk dat geneigd was de fenomenen en elementen van de natuur te vergoddelijken en zich te onderschieden door hun moed in de strijd.
De 'Mons Vindius' was de God die ze vereerden, en die niemand minder is dan de 'Monte Blanco', verwijzend naar de witachtige kalksteenrotsen die oprijzen uit de centrale en westelijke massieven.
Beschut door hun 'stenen god', waren Asturianen en Cantabrianen onoverwinnelijk in veldslagen. Zodat zelfs keizer Augustus zelf moest ingrijpen om pacificatie te bereiken, na tien jaar interne strijd.
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten