woensdag 10 april 2024
ste baume 8
Jezus zegt:
'Hoewel een schepsel absoluut genereus kan liefhebben
en hen kan belonen die hem/haar hebben liefgehad,
is dit nooit meer dan relatief.
Daarentegen overtreft jouw Jezus
alle menselijke verlangens, hoe groot die ook mogen zijn,
en elke grens van bevrediging.
Want jouw Jezus is God
en Ik geef jullie met mijn verkwisting van God, en van goede God,
jullie die genereus zijn en die liefhebben
- want deze pagina is speciaal tot jullie is gericht
zielen die zich niet tevreden stellen met enkel de voorschriften te gehoorzamen
maar die de adviezen omarmen en jullie liefde ontwikkelen
tot het punt waarop je heilige daden van heldendom verricht.
Ik breng wonderen voor je tot stand
om je vreugde te schenken in ruil voor alle vreugde die je Mij bezorgt.
Ik vervang wat je mist of ik geef je wat je nodig hebt.
Ik laat je niets tekort komen, omdat je jezelf van alles hebt ontdaan uit Liefde voor mij
tot het punt dat je in materiële of morele eenzaamheid leeft
in een wereld die jou niet begrijpt, die je veracht
en die, de oude belediging herhalend die al aan Mij, je Meester, was gericht
je als 'gek' behandelt en in je boetedoening en in je verlichting duivelse tekenen ziet.
De wereld die verslaafd is aan Satan
gelooft inderdaad dat de heiligen satans zijn,
zij die de wereld onder hun voeten hebben gelegd
en er een ladder van hebben gemaakt om hoger te klimmen naar Mij toe
en zich onder te dompelen in Mijn licht.
Maar laat ze je 'gek' en 'demon' noemen!
Ik weet dat jullie de bezitters zijn van ware wijsheid, van juiste intelligentie
en dat jullie de ziel van een engel in een sterfelijk lichaam bezitten.
Ik vergeet niet de geringste zucht van liefde
en ik herinner me alles wat je voor Mij deed;
net zoals ik jou verdedig tegen de wereld,
omdat ik aan de besten van deze wereld bekend maak
wat jullie in Mijn Ogen vertegenwoordigen.
Ik beloon je als het uur aanbreekt en Ik oordeel dat het tijd is
om wat zoetigheid in je kelk te mengen.
Ik ben de enige die hem tot de laatste druppel heeft gedronken
zonder hem met honing te zoeten.
Ik die Me moest vasthouden aan de gedachte aan hen
die in de toekomst van Mij zouden houden
om tot het einde toe te kunnen weerstaan
en niet de mens te gaan vervloeken voor wie Ik Mijn Bloed heb vergoten
en de wanhoop te kennen (meer dan te kennen: mezelf eraan over te geven)
t.a.v. Mijn toestand door God verlaten te zijn.
Wat Ik heb geleden, wil Ik niet dat jullie lijden.
Mijn ervaring was te wreed om jullie op te leggen.
Bovendien zou het je verleiden boven je krachten.
God is nooit roekeloos.
Hij wil je redden, niet verliezen.
En jezelf dwingen bepaalde uren te leven die te wreed zijn
zou neerkomen op het verlies van je ziel
die zou buigen als een overbelaste tak
e uiteindelijk zou breken en de modder zou kennen
nadat je de lucht zo goed had gekend.
Ik stel nooit degenen teleur die op Mij hopen.
Zeg het, zeg het, vertel het aan iedereen!'
[valtorta]
ste baume 7
Maar Judas ontploft!
'Wat een domheid!
Alleen vrouwen zijn zo dom!
Waarom zo'n verspilling maken?
De Meester is toch zeker geen tollenaar of prostituee
dat Hij zulke verwijfde manieren nodig heeft!
En dit is trouwens oneervol voor Hem.
Wat zullen de Joden zeggen, als ze Hem ruiken, geparfumeerd als een efebe?
Meester, ik ben verrast dat Gij toestaat dat een vrouw zulke dwaze dingen doet!
Als ze rijkdom te verspillen heeft, laat haar die dan aan mij geven voor de armen!
Dat zal verstandiger zijn. Vrouw, ik zeg je, stop, want je degouteert me!'
Maria kijkt hem verbijsterd aan
en blozend staat ze op het punt te gehoorzamen.
Maar Jezus legt Zijn Hand op haar hoofd, dat ze gebogen houdt
laat Zijn Hand vervolgens op haar schouder zakken, en trekt haar zachtjes naar zich toe
alsof Hij haar wil verdedigen: 'Laat haar dat doen!' zegt hij.
'Waarom haar berispen?'
'Niemand mag een goed werk verwijten maken
en daarin bedoelingen zien die alleen slechtheid influistert.
Zij heeft een goede daad tegenover Mij verricht.
De armen, die zul je altijd hebben.
Maar Ik zal niet langer onder jullie zijn...
terwijl de armen zullen blijven.
Je zult goed aan hen kunnen blijven doen...
maar niet aan Mij... want de tijd is nabij dat Ik jullie zal verlaten.'
'Zij heeft het eerbetoon aan mijn Lichaam, voor jullie allen geofferd, geanticipeerd
en zalfde Mij voor Mijn Begrafenis, omdat ze dat dán niet zal kunnen.
En het zou haar te veel hebben gekost, Mij dan niet te kunnen balsemen.
Ik zeg je waarlijk:
waar het Evangelie ook wordt verkondigd, en tot het einde van de wereld
zal men zich herinneren wat zij heeft gedaan.
Zielen zullen leren van haar daad
om Mij hun Liefde aan te bieden
als een balsem waar Christus van houdt
en men zal moed putten uit het offer.
Men zal bedenken
dat elk offer neerkomt op het balsemen
van de Koning der Koningen, de Gezalfde van God
van Hem Wiens Genade neerdaalt als deze nardus uit Mijn Haar
om harten met Liefde te bevruchten
en naar wie Liefde opstijgt
in een voortdurende eb en vloed
van Liefde van Mij naar Mijn zielen
en van Mijn zielen naar Mij.
Judas, imiteer haar!
Als je daartoe in staat bent.
Als je het nog kunt.
En respecteer dan Maria en Mij, met haar.
Respecteer ook jezelf.
Omdat het níet jezelf onteren is
om pure liefde met pure liefde te aanvaarden.
Daarentegen is het koesteren van wrok
en het uiten van insinuaties
onder de impuls van sensualiteit...
dát is oneervol!
Drie jaar lang, Judas, heb Ik je lesgegeven.
Maar het is Mij nog niet gelukt om je te veranderen.
Maar de tijd is nabij.
Judas, Judas...
Dank je, Maria.
Volhard in je Liefde.'
[valtorta]
ste baume 6
Terwijl Jezus sprak
zag ik het tafereel dat hij beschreef:
Het huis in Bethanië, helemaal vol met bloemen en in feest.
De rijkelijk versierde feestzaal, Martha bezig...
en Maria die voor de bloemen zorgt.
Dan de aankomst van Jezus in het gezelschap van de twaalf
en zijn ontmoeting met Maria die hem naar het huis leidt.
Lazarus komt haastig naar beneden om de Meester te ontmoeten
en gaat met Hem het huis binnen, in een kamer voor die van het banket.
Maria draagt het water in een bassin
en wil zelf de voeten van Jezus wassen.
Dan ververst ze het water en houdt het bekken vast
tot Jezus Zijn Handen heeft gereinigd.
Als Hij haar de handdoek teruggeeft
pakt ze die uit zijn handen en kust hem.
Ze gaat dan op de grond zitten
op een tapijt dat de grond bedekt, aan de Voeten van Jezus
en luistert naar Hem, terwijl Hij met haar broer praat.
Die toont Jezus enkele boekrollen, nieuwe aanwinsten
die hij onlangs in Jeruzalem heeft gedaan.
Jezus bespreekt met Lazarus de inhoud van deze werken
en legt de leerstellige fouten uit die ze bevatten, geloof ik.
Of de verschillen tussen deze leringen van het heidendom en de ware.
Dit moeten literaire werken zijn
die Lazarus, die rijk en beschaafd is, wilde kennen.
Maria praat nooit.
Ze luistert en ze heeft lief.
Daarna gaan ze eten.
De twee zussen bedienen aan tafel.
Zij eten niet. Alleen mannen eten.
De bedienden komen en gaan eveneens
en brengen gerechten mee die rijk en mooi zijn.
Maar het zijn de twee zussen die persoonlijk aan tafel bedienen.
Uit de achterwanden halen ze de borden die de bedienden daar neerzetten
en de amforen gevuld met wijn die ze inschenken.
Jezus drinkt water. Pas op het einde neemt Hij een vingertje wijn aan.
Tegen het einde van het banket
wanneer de maaltijd al langzamer gaat
en vooral in praten verandert
terwijl het fruit en de snoepjes worden rondgedeeld
komt Maria, die een paar minuten verdwenen was
terug met een albasten amfora.
Ze breekt de nek tegen de hoek van een meubelstuk
om er gemakkelijker uit te kunnen putten,
waarna ze, terwijl ze achter Jezus staat,
een handvol van Zijn Haar neemt
en het zalft.
Ze reconstrueert de krullen
en maakt ze af door ze streng voor streng rond haar vingers te wikkelen.
Het lijkt op een moeder die haar kind kamt.
Als ze klaar is, kust ze zachtjes het hoofd van Jezus
pakt dan Zijn Handen, balsemt die en kust ze.
Hetzelfde doet ze dan met Zijn Voeten.
De discipelen kijken toe.
Johannes glimlacht, alsof hij haar wil aanmoedigen.
Petrus schudt het hoofd, maar... kom op, ook hij lacht in zijn baard
en beetje bij beetje doen de anderen hetzelfde.
Thomas en een andere grijsaard mopperen zachtjes.
Maar Judas, wiens blik ondefinieerbaar
maar zeker kwaadaardig is, ontploft van slecht humeur!
[valtorta]
ste baume 5
'Jij bood Mij
geparfumeerd water aan voor Mijn vermoeide Voeten
en kuise, maar vurige kussen voor Mijn Handen.'
'Nog niet tevreden
wilde je je laatste kostbare vaasje breken
en Mijn Hoofd zalven door Mijn Haar te kammen zoals een moeder dat doet
en dan Mijn Handen en Voeten zalven zodat je hele Meester lekker zou ruiken
zoals de ledematen van een gewijde koning...'
'Toen gaf Judas, die jou háátte
omdat jij voortaan eerzaam was
en met je eerzaamheid de lusten van mensen/mannen afwees/verwierp
jou een berisping...'
'Maar Ik verdedigde je
omdat je dit allemaal uit Liefde had volbracht.
Een Liefde zo groot
dat de herinnering eraan Mij vergezelde
tijdens Mijn Agonie, de donderdagavond
tot het uur van de noen (vr.15u).'
'Het is vanwege deze daad van Liefde
die jij Mij gaf op de drempel van Mijn Dood
dat Ik nu, op de drempel van jouw dood, kom
om je met Liefde te belonen.'
'Je Meester houdt van je, Maria.
Hij is hier om het je te vertellen.
Wees niet bang.
Wees niet bang voor nog een dood.'
'Jouw dood verschilt niet
van de dood van hen die hun bloed voor Mij hebben vergoten.
Wat geeft de martelaar? Zijn leven, uit Liefde voor zijn God.
Wat geeft de boeteling? Zijn leven, uit Liefde voor zijn God.
Wat geeft hij die liefheeft? Zijn leven, uit liefde voor zijn God.'
'Je ziet dat er geen verschil is.
Martelaarschap, boetedoening en liefde
consumeren hetzelfde offer
en voor hetzelfde doel.'
'Er is daarom in jou, die berouwvol is en liefheeft
hetzelfde martelaarschap als hij die omkomt in de arena.
'Maria, Ik ga je voor in de Glorie.
Kus Mijn Hand en rust in vrede.
Rust uit/Ontspan.
Het is tijd dat je wat rust neemt.
Geef Mij je doornen.
Nu is het tijd voor rozen.
Rust en wacht.
Ik zegen je, Mijn gezegende.'
Jezus liet Maria op haar bed gaan liggen.
De heilige, haar gezicht badend in tranen van extase
ging liggen zoals haar God het wilde.
Ze lijkt nu te slapen,
met haar armen gekruist op haar borst;
haar tranen blijven stromen,
maar haar mond lacht.
Ze staat op om te gaan zitten
als er een helder licht in de grot verschijnt
veroorzaakt door de komst van een engel
die een kelk draagt
die hij op het altaar plaatst
en die hij aanbidt.
Marie, geknield naast haar bed, aanbidt mee.
Ze kan niet meer bewegen.
Haar kracht laat haar in de steek.
Maar ze is blij.
De engel neemt de kelk
en geeft haar de Communie.
Dan gaat hij terug naar de hemel.
Als een bloem die verbrand is door een te hete zon
buigt Marie zich voorover, haar armen nog steeds gekruist op haar borst
en valt, met haar gezicht in de bladeren van haar bed.
Ze is dood.
Eucharistische extase
sneed de laatste draad door
die haar in leven hield.
[valtorta]
ste baume 4
Giovanni Lanfranco
'Maria!'
Jezus verscheen.
Hij lijkt van het ruwe kruis af te komen.
Maar hij heeft geen wonden en is niet stervende.
Hij is mooi zoals op de ochtend van de opstanding.
Hij komt van het altaar af
en nadert de uitgestrekte vrouw.
Hij leunt over haar heen.
Hij roept haar opnieuw.
Als ze dan, zo lijkt het, denkt
dat ze deze stem hoort via haar spirituele zintuigen
en met haar gezicht naar beneden op de grond blijft liggen
ziet ze het licht niet dat van Christus straalt.
Hij raakt haar aan
door een hand op haar hoofd te leggen
en pakt haar bij de elleboog, zoals in Bethanië, om haar op te tillen.
Als ze zich aangeraakt voélt
en deze Hand aan zijn lengte herkent
slaakt ze een luide kreet.
Ze richt dan haar gezicht op
dat getransformeerd is door vreugde.
Dan laat ze het zakken om de Voeten van haar Heer te kussen.
'Sta op, Maria! Ik ben het!
Het leven glijdt weg, dat is waar.
Maar Ik kom je vertellen dat Christus op je wacht.
Maria hoeft niet te wachten.
Alles is haar al vergeven
vanaf het eerste moment.
Maar nu is het haar meer dan vergeven.'
'Jouw plek is al klaar in Mijn Koninkrijk.
Ik ben gekomen om het je vertellen, Maria.'
'Ik heb de engel niet bevolen dit te doen
want Ik betaal honderdvoudig wat Ik heb ontvangen
en Ik herinner Me wat Ik van jou heb ontvangen.'
'Marie, laten we samen een moment uit het verleden herbeleven!
Denk aan Bethanië. Het was de avond na de sabbat.
Mijn dood zou zes dagen later plaatsvinden.'
[Avond van haar zalving van Jezus...]
'Herinner je je jullie huis?
Het was zo mooi, in de bloemengordel van zijn boomgaard.
Het water zong in de vijver en de eerste rozen roken zoet aan de muren.
Lazarus nodigde Mij uit voor het avondeten
en jij had de tuin ontdaan van de mooiste bloemen
om de tafel te versieren waar je Meester zou gaan eten.'
'Martha durfde je geen verwijten te maken
omdat ze zich Mijn woorden herinnerde...
Ze keek je aan met zachte jaloezie
omdat je straalde van liefde toen je heen en weer liep
om toezicht te houden op de voorbereidingen.'
'Toen kwam Ik aan.
Sneller dan een gazelle rende je, de bedienden voor
om met je gebruikelijke kreet de poort te openen.
De schreeuw van een vrijgelaten gevangene, zou je zeggen.
En inderdaad was Ik jouw bevrijding, en jij een vrijgelaten gevangene.'
'De apostelen vergezelden mij.
Ze waren er allemaal, zelfs die die van dan af
een gangreen lid van het apostolisch lichaam was.
Maar jij was het die zijn plaats kwam innemen.
En je wist niet dat Ik, kijkend
naar je hoofd gebogen om mijn voeten te kussen en je oprechte blik gevuld met Liefde
Mijn afschuw vergat over de verrader aan Mijn Zijde.
Dit is waarom Ik jou op Golgotha wilde hebben.
Dit is waarom Ik je wilde hebben in de Tuin van Jozef.
Omdat joú zien Mij verzekerde dat Mijn Dood niet zonder doel was.
En Mezelf tonen aan joú was een daad van dankbaarheid voor jouw trouwe liefde.
Maria, gezegend ben jij!
Jij die mij nooit hebt verraden!
Die mij bevestigde in mijn hoop als Verlosser.
Jij in wie Ik al diegenen zag die Mijn Dood zou gaan redden!
Terwijl zij allen aan het eten waren
vond jij Mij heerlijk/
adoreerde jij/
aanbad jij.
[valtorta]
ste baume 3
Het is haar stem
waardoor ik haar kan herkennen:
het is Maria Magdalena.
Ik ben in de grot van penitentie.
Maria huilt.
Ze roept Jezus met liefde.
Ze kan niet langer lijden, maar ze kan nog steeds liefhebben.
Haar vlees, verstorven door boetvaardigheid, weerstaat niet langer de moeite van zelfkastijding.
Maar haar hart heeft nog steeds bewegingen van hartstocht
en verbruikt zijn laatste krachten in liefhebben.
En ze heeft lief
met haar voorhoofd gekroond met doornen
en nog steeds haar middel in de doornen omklemd.
Ze heeft lief
sprekend met haar Meester
in een voortdurende belijdenis van liefde
en een hernieuwde daad van berouw.
Ze is uit-/neergegleden, haar voorhoofd op de grond.
Dezelfde houding die ze had op Calvarie voor Jezus, op de borst van Maria geplaatst
of in het huis in Jeruzalem toen Veronica haar sluier ontvouwde
of zelfs in de tuin van Jozef van Arimathea toen Jezus haar riep: Maria!
Maar vandaag huilt ze...
omdat Jezus er níet is.
- 'Mijn leven glijdt weg, mijn Meester!
Zal ik sterven zonder U weer te zien?
Wanneer zal ik in staat zijn om van Uw Gezicht te genieten?
Mijn zonden liggen voor mij en beschuldigen mij.
Gij hebt mij vergeven
en ik gelóóf dat de hel mij niet zal bezitten.
Maar hoe lang ga ik nog boeten voordat ik leef van U!
Oh! Goede Meester!
Door de liefde die Gij mij hebt gegeven, troost mijn ziel!
Het uur van de dood is gekomen.
Door Uw troosteloze dood aan het kruis, troost Uw schepsel!
Gij waart het die mij liet geboren worden.
Gij, niet mijn moeder.
Gij hebt mij meer tot leven gewekt dan mijn broer Lazarus.
Omdat hij al goed was
en de dood alleen maar een wachttijd kon zijn in Uw voorgeborchten.
Maar ik was dood in mijn ziel.
En sterven betekende voor mij de eeuwige dood.
Jezus, in Uw handen beveel ik mijn geest!
Hij is van U omdat Gij hem hebt gered.
Als laatste boetedoening accepteer ik het
de hardheid van Uw in de steek gelaten dood te kennen.
Maar geef mij een teken dat mijn leven heeft gediend
om mijn zonden te verzoenen.'
[valtorta]
ste baume 2
Titiaan
Een magere vrouw
gekleed in rudimentaire kleding
waarover ze een geitenvel als jas heeft gelegd
komt de grot binnen en duwt de hangende takken opzij.
Ze lijkt uitgeput.
Haar leeftijd is ondefinieerbaar.
Als we naar haar verschrompelde gezicht zouden kijken
zouden we haar een bepaalde leeftijd geven, boven de zestig.
Maar afgaande op haar nog steeds mooie, dikke en gouden haar...
niet ouder dan een jaar of veertig.
Haar haar hangt in twee vlechten
langs haar schouders, gebogen en dun
en het is het enige dat straalt
in dit verdriet.
Het is zeker dat de vrouw mooi moet zijn geweest
want haar voorhoofd is nog steeds hoog en glad
haar neus goed gevormd
en de ovaal van haar gezicht regelmatig
hoewel uitgedund door haar staat van uitputting.
Maar de ogen hebben geen glans meer.
Ze zijn diep verzonken in de oogkas
en gemarkeerd met blauwachtige oogleden.
Deze ogen verraden veel tranen.
Twee rimpels, bijna littekens, zijn gegraveerd in de hoek van het oog
lopen langs de neus naar beneden en gaan verloren in die andere rimpel
kenmerkend voor degenen die veel hebben geleden, die als een accent circumflex
afdaalt van de neusgaten naar de hoeken van de mond.
De slapen lijken verzonken
en de blauwachtige aderen steken af
tegen een grote bleekheid.
De mond hangt met een vermoeide plooi.
Hij is van een extreem lichtroze kleur.
Ooit moet het een prachtige mond zijn geweest
maar nu is hij vervaagd.
De boog van de lippen
lijkt op die van twee gebroken vleugels
die naar beneden hangen.
Een mond vol pijn.
De vrouw sleept zichzelf naar de rots die als tafel dient
en legt er bosbessen en wilde aardbeien op.
Ze gaat dan naar het altaar en knielt.
Maar ze is zo uitgeput dat ze daarbij bijna valt
en zich met één hand op de rots vasthoudt.
Ze bidt met haar ogen naar het kruis gericht
en de tranen dalen door de groeven van de rimpels
naar haar mond, die ze opdrinkt.
Dan laat ze haar geitenleer vallen
en blijft alleen met haar grove tuniek.
Dan pakt ze de zwepen en de doornen.
Ze spant de doornige takken rond haar hoofd
en rond haar rug strak
en geselt zichzelf met de touwen.
Maar ze is te zwak om het te doen.
Daarom laat ze de zweep vallen.
En terwijl zichzelf ondersteunt met haar handen
en haar voorhoofd op het altaar legt, zegt ze:
'Ik kan niet langer, Rabboeni!
Ik kan niet langer lijden, ter nagedachtenis aan Uw Pijn!'
[valtorta]
ste baume 1
Ik zie een rotsachtige grot
waarin zich een bed van bladeren bevindt,verzameld op een rudimentair frame van takken
warrig door elkaar en verbonden door biezen.
Het moet net zo comfortabel zijn als een martelwerktuig.
Daarnaast heeft de grot een grote steen die als tafel dient
en een kleinere die als zitplaats dient.
Tegen de zijkant ligt er nog een: een groot rotsblok steekt uit de rots en - ik weet niet of dit op natuurlijke wijze is, of als resultaat van geduldig en pijnlijk menselijk werk - het is gepolijst en heeft een relatief glad oppervlak. Het lijkt een ruw altaar te zijn.
Daar wordt een kruis geplaatst.
Gemaakt van twee takken met riet samengevoegd.
De bewoner van deze grot plantte ook tak klimop in een aardescheur in de vloer
en leidde de takken om het kruis te omlijsten en te omhelzen.
In twee rustieke vazen
die door onervaren handen in klei lijken te zijn geboetseerd
staan wilde bloemen, geplukt uit de omgeving.
Helemaal onderaan het kruis, in een gigantische schelp
staat een kleine wilde cyclaam waarvan de kleine bladeren heel helder zijn;
twee knoppen zijn klaar om te bloeien.
Aan de voet van dit altaar
bevindt zich een bundel doornige takken
en een zweep gemaakt van geknoopte touwen.
Tot slot zien we in deze grot
een rustieke kan die water bevat.
Niets meer.
De smalle, lage opening
laat een glimp opvangen van een bergachtergrond
en omdat we in de verte een bewegende helderheid kunnen zien
zouden we kunnen zeggen dat de zee vanaf deze plek zichtbaar is.
Maar helemaal zeker ben ik niet.
Takken van klimop, kamperfoelie en wilde rozenstruiken
- alle gebruikelijke pracht van alpengebieden - hangen over de opening
en vormen een bewegende sluier die het interieur van het exterieur scheidt.
[valtorta]