zondag 13 oktober 2024

sainte foy 3






1
Ik hoorde een Latijns boek uit vroeger tijden lezen onder een dennenboom: ik heb het allemaal beluisterd, tot het einde. Er was nooit een betekenis die niet werd uitgelegd.

Het sprak over de vader van koning Licinius en de nazaten van koning Maximinus. Ze verjoegen de heiligen, met hetzelfde tempo als de jager 's morgens het hert. Ze leiden hen naar de gevangenis en naar het einde; dood lieten ze hen op hun rug liggen; ze liggen in de velden als ellendigen; hun buren hebben hen niet begraven. Dit was rond de tijd van Constantijn.

2
Ik hoorde een lied dat mooi is bij het dansen, dat van Spaans materiaal was. Het sprak geen Grieks, noch Saraceens. Het is zoet en zoeter dan honingraat en meer dan welke peper dan ook die in het drinken wordt gegoten. Ieder die het goed zegt op de Franse manier, ik geloof dat hem daar grote voordelen uit ten dele zullen vallen, en dat hij er in deze wereld dan ook zo uit zal zien.

3
Het hele land van de Basken en Aragon en het land van de Gascons weten wat dit lied is, en of deze kwestie inderdaad waar is. Ik hoorde het zeggen tegen geestelijken en geleerden met een goede reputatie, zoals blijkt uit de passie waarmee ze deze lessen lezen. En als dit deuntje jullie bevalt, zoals de eerste toon het al begeleidt, zal ik het rijkelijk voor je zingen.

4
Je hebt altijd genoeg gehoord dat Agen een zeer machtige stad was, omsloten door muren en sloten. De Garonne loopt langs een van de zijkanten. De inwoners van de plaats waren erg slecht: levend in ledigheid en grote vrede, onthield geen van hen zich van grote zonden, de grootste gek minder nog dan de meest verstandige...

5
Het volk was mooi, als ze gezond waren geweest; de lichamen ziek, omdat ze heidens werden. Ze lieten God in de steek; renden naar de tempel en bedekten alles met goud uit Cordoba; ieder bood de ring van zijn hand aan, en, wie dat niet meer kon, een stuk brood. Het is beter om dat aan de hond te geven. Al hun werk deden ze vergeefs. Ach... waarom waren zij geen christenen!

6
Koning Salomo vertelde een gelijkenis over de appelboom die opspringt in de struik, die rondom omringd is door doornen, distels en meidoorns. Daar groeien bovenaan bloemen, en in het juiste seizoen appels.

Slecht waren de heidenen uit Gascon, die de God van de hemel verkeerd begrepen. Hun schaduw omhelsde deze jonge plant waarvan wij dit lied zingen. Maar God plukte er zoete en goede vruchten uit.


7
De heer van deze stad had grote en ruime domeinen. Hij liet deze zonde achter zich toen hij kon, en hield in het geheim heel veel van God.

Je zult horen hoe God hem eerde en welk kostbaar goed Hij hem gaf: Hij gaf hem een ​​dochter, als getuigenis van zijn goede wil. Haar naam was Fides, gezonden door God. Ze werd kuis opgevoed en hield haar maagdelijkheid intact. Door haar heeft God deze wereld enorm geëerd.

8
Haar lichaam is mooi en de taille is klein; nog mooier is de ziel die erin zit. Ze heeft mooie ogen en een wit gezicht; maar de inhoud van haar hart is zelfs nog waardevoller.

Voordat ze twaalf jaar oud was, deed ze zo'n werk dat God enorm behaagt: ze nam een ​​martelaarschap, en een zeer verschrikkelijk, zoals men het leest en zingt, O God wordt erdoor geëerd!

9
De eer die zij sinds deze eeuw op aarde had, waardeerde zij niet méér dan modder. In de God van de hemel was haar hart geplaatst, en Zijn dienen beviel haar enorm. Ze zal niet rusten, antwoord ik daarop, totdat ze God zelfs met haar dood heeft betaald; dit bracht de Duivel in rep en roer.

10
Ze had grote gebieden en heel wat kastelen en bont van wilde dieren en knopen en, aan haar vingers, kostbare ringen, goed gemaakte schalen, goud en zilver. Ze vreesde dat dit een slechte val was, die de Zwarte Duivel voor haar zette; zij voedde er armen en melaatsen mee. Ze werd arm als een bedelaar en bleef bij God, die haar meer behaagde.

11
Nadat ze een dure jurk met afhangende mouwen had afgedragen, werd ze érg arm voor God. Ze verliet de anderen in haar toestand en begon moedig God te zoeken.

Twijfel er niet aan dat hij haar beloont, want van nu af aan wilde ze Zijn werker en Zijn trouwe dienaar zijn, en had ze zich erop toegelegd zichzelf aan Hem aan te bieden; dit is de juiste weg.


wandtapijt Conques


12
Ik zal je nu over deze heidenen vertellen...hoe hard ze de christenen behandelden.

Toen Sint-Adrian werd vermoord, was Diocletianus koning; hij was koning van de Grieken en Romeinen; hij bezat Spanje en de bergen van Cerdagne. Licinius was zijn oudste zoon, en toen hij geboren werd, gaf hij hem leraren.

Hij stond op tegen God, deze oude hond; hij doodde de heiligen met beide handen. Nu bevindt hij zich op de bodem, onder duizend duivels, met zijn hoofd afgehakt. Zijn medewerker was Maximianus.

13
Samen zijn ze het eens over hun zaak: ze koesteren vele afgoden; ze gaven opdracht om hen zowel over land als over zee te aanbidden en te eren. En ze namen een hebzuchtige misdadiger mee: het is Dacianus, God vloek! 

Ze stuurden hem om dit koninkrijk te regeren, om de christenen gevangen te nemen en te verbranden, en om ze hard en bitter onder druk te zetten.

14
Hij is hier naar Agen gekomen. Dit was een man die geen goede bedoelingen had. Hij gaat overal werken doen die ons te kennen geven dat hij God beledigt: hij aanbidt de Duivel en verkoopt mensen, en hij kijkt en neemt christenen mee: hij doodt sommigen en hangt anderen op, en hij verbrandt er veel in de vlam. En hij wil dit te vaak doen.


prent uit Zaragoza

15
Toen ze hoorden dat Dacianus naar hen kwam, was het een grote vreugde voor de heidenen! Ze plaatsten afgodsbeelden in de tempels, en stelden de ophangingen op pleinen ten toon. Een slechte en ijdele vertoning, en wie dat ook vond, was gek en nutteloos. Zo praatten zij dus over christenen.

16
"Heer, waarom hebt u het zo lang uitgesteld? Toen u dit koninkrijk verwierf, had u het moeten bezoeken voordat zij ons volk had misleid! Een jongedame predikte ons dat er een goede God is in drie personen. Ieder die bidt tot mensen van dit land, noemt zij gek en krankzinnig. Als dit niet zwaar wordt bestraft, verliest u dit gebied en deze stad, want alles is van haar is door erfelijkheid."

17
"Wat wij, uw volk, zeggen, laat woede noch vergeetachtigheid het uit uw gedachten wegnemen. Deze jongedame heeft ons vernederd door ons van de wet af te keren. Haar voorgeslacht heeft ons altijd gevoed; en zij heeft ons helaas in de steek gelaten. Laat haar geen steun in u hebben, tenzij zij op smadelijke wijze de god verloochent in wie zij gelooft. Echt, ze dacht dat wij gek waren; haar vijandigheid stoort ons op ongepaste wijze; en u zult dood zijn en volledig beschaamd, als u haar nek niet laat bloeden, zoals u deed met Sint-Felix."

18
Hij liet haar zo snel mogelijk halen en beval haar geen bedreigingen te uiten: "Breng haar zachtjes bij de arm, en zeg haar dat ik het ben die hier de leiding heeft: ik zal haar een grote schat beloven, waarmee ik al haar slechte karakters zal uitwissen; hierin ben ik een zeer wijze vakman."

19
Naar wie konden haar trouwe mensen beter rennen. Maar waar zij was, zijn ze al gekomen. Ze groetten niet eens fatsoenlijk, maar bedreigden haar meedogenloos. En zij staat op, zodat haar hart niet verandert, omdat ze altijd moedig en wijs is geweest. En ze bidt tot God, in naam van Zijn Macht, dat Hij haar in deze nood zal helpen, omdat ze haar hele wezen in Hem heeft geplaatst.

20
Ze verhief haar stem en beval zichzelf aan bij het Heilig Kruis. Om al deze dwazen geeft zij niet meer dan een noot, noch om hun markt, noch om hun handel, omdat in de hel, in de grootste put, het kwaad hen zal overkomen vanwege hun schuldige luiheid, want er is een zeer bittere bron daar.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten