Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:
'Mensenkind, er waren eens twee vrouwen, dochters van dezelfde moeder.
Ze pleegden ontucht in Egypte, al in hun jeugd pleegden ze daar ontucht.
Daar werden hun borsten betast, daar streelde men hun maagdelijke borsten.
De oudste heette Ohola, haar zuster Oholiba.
Ik nam ze tot vrouw en ze brachten zonen en dochters ter wereld.
Wat die namen betreft:
Ohola is Samaria, Oholiba is Jeruzalem.
OHOLA (SAMARIA)
Ook toen Ohola mijn vrouw was, pleegde ze ontucht.
Ze hunkerde naar haar minnaars, de Assyriers, hovelingen in purper gekleed,
stadhouders en landvoogden en de keur van de strijdbare mannen, de ruiters te paard.
Ze pleegde ontucht met hen, met die keur van de Assyriers,
en zij bezoedelde zich aan de afgoden van hen die ze begeerde.
Maar haar ontucht met de Egyptenaren gaf ze niet op!
Die hadden met haar geslapen toen ze nog jong was
die hadden haar maagdelijke borsten gestreeld
en aan haar hun lust bevredigd.
Daarom heb Ik haar uitgeleverd
aan haar minnaars, aan de Assyriers die ze begeerd had.
Die hebben haar schaamte ontbloot
haar zonen en dochters meegenomen
en haar zelf met het zwaard gedood.
Ze werd een afschrikwekkend voorbeeld voor de vrouwen
door de strafgerichten aan haar voltrokken.
OHOLIBA (JERUZALEM)
Ofschoon haar zuster Oholiba het gezien had
begeerde zij nóg heviger dan haar zuster
en pleegde ze nog schandelijker ontucht dan zij.
Haar begeerte ging uit naar de Assyriers, stadhouders en landvoogden,
prachtig uitgedoste hovelingen en ruiters te paard, de keur van de strijdbare mannen.
En Ik zag hoe ze zich aan hen bezoedelde; ze was van hetzelfde slag als haar zuster.
Maar Oholiba dreef haar ontucht nog verder.
Ze zag op een muur in rode verf voorstellingen van mannen;
het waren Chaldeeën, met een ceintuur om hun middel en met rijke hoofdtooi;
ze stelden schildknapen voor, zoals die er uitzien bij de Babyloniërs in Chaldea, hun geboorteland.
Toen zij die zag, ontstak ze in begeerte en zond ze boden naar hen toe in Chaldea.
Er kwamen Babyloniërs en hielden liefdesgemeenschap met haar;
ze bezoedelden haar door hun lust aan haar te bevredigen.
Maar toen ze door hen bezoedeld was, kreeg ze een afkeer van hen.
Nu pleegde ze openlijk ontucht en ontblootte haar schaamte;
Ik walgde van haar, zoals Ik ook van haar zuster gewalgd had.
Ze pleegde nog meer ontucht,
terugdenkend aan de dagen van haar jeugd, toen ze in Egypte ontucht pleegde
en brandde van begeerte naar mannen die geil zijn als ezels en toestoten als hengsten.
Zo ben je teruggevallen in het schandelijke leven van je jeugd
toen Egyptenaren je boezem streelden en je jonge borsten betastten.
Daarom, Oholiba, zegt Jahwe de Heer,
hits Ik je minnaars, van wie je een afkeer hebt, tegen je op
en voer ze van alle kanten naar je toe: de Babyloniërs en de Chaldeeën,
de mannen van Pekod, Soa en Koa, alsmede de Assyriers;
ze vormen de keur van de strijdbare mannen:
stadhouders en landvoogden, schildknapen,
krijgers van naam en ruiters te paard.
Ze komen op je af
met een leger van wagens en voertuigen
en volken tot een macht verenigd;
met schild, rondas en helm
stellen zij zich aan alle kanten tegen je op.
Ik zal je voor hún rechtbank brengen
en volgens hun recht zullen zij je vonnissen.
Ik zal je mijn naijver laten voelen;
ze zullen hun woede op je botvieren;
je neus en oren zullen ze afsnijden
en wat er van je overblijft neerhouwen met het zwaard;
ze zullen je zonen en dochters meenemen,
en wat er dan nog van je over is, zal door het vuur worden verteerd.
Ze zullen je de kleren van het lijf rukken en je sieraden meenemen.
Zo maak Ik een einde aan je schandelijk leven en je ontucht
waar je in Egypte mee begonnen bent;
je zult je ogen niet meer naar hen opslaan
en aan Egypte zul je niet meer terugdenken.
Want, zegt Jahwe de Heer,
Ik lever je over aan hen die je haat, aan hen van wie je een afkeer hebt.
Ze zullen hun haat op je botvieren, al je bezittingen meenemen
en je moedernaakt achterlaten. Zo wordt je geil geslacht ontbloot.
Vanwege je schandelijke gedrag en je ontucht doet men dit,
vanwege je ontucht met de volken, omdat je je aan hun afgoden bezoedeld hebt.
Je bent in het voetspoor van je zuster getreden;
daarom reik Ik jou de beker die Ik ook haar heb laten drinken.
Dit zegt Jahwe de Heer: De beker van je zuster zul je drinken,
de beker die zo diep en zo wijd is en zo veel kan bevatten;
je wordt het mikpunt van spot en hoon.
In een roes van smart zul je geraken;
de beker van je zuster Samaria bevat verbijstering en verwoesting.
Je zult hem tot op de bodem uitdrinken,
hem aan scherven bijten
en je met die scherven de borsten openhalen.
Ik heb gesproken, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.
Omdat je Mij vergeten hebt en Mij links hebt laten liggen, zegt Jahwe de Heer,
zul je dan ook de straf voor je schandelijk gedrag en je ontucht ondergaan.
En Jahwe zei tot mij:
Mensenkind, wilt gij Ohola en Oholiba vonnissen?
Breng haar dan haar gruweldaden onder ogen.
Want ze hebben overspel bedreven en er kleeft bloed aan hun handen;
met hun afgoden hebben ze overspel gepleegd
en zelfs de zonen die ze Mij hadden gebaard hebben ze hun geofferd.
Nóg meer hebben ze Mij aangedaan:
ze hebben in diezelfde tijd Mijn Heiligdom onteerd en Mijn Sabbat ontwijd.
Dezelfde dag dat ze Mijn Zonen voor hun afgoden offerden
kwamen ze nog naar Mijn Heiligdom om het te ontwijden;
zo hebben ze zich in Mijn Huis gedragen.
Zelfs hebben ze naar mannen in verre landen een bode gezonden
en op diens uitnodiging zijn die gekomen.
Voor hen heb je je gebaad, je ogen geschminkt en je met sieraden getooid.
Je bent op een pronkbed gaan liggen, terwijl de Tafel gedekt stond
met Mijn Reukwerk en Mijn Olie erop.
Vanwege de massa mensen
heerste er in hun huis het rumoer van een uitgelaten menigte;
mannen uit de woestijn brachten hun geschenken;
ze deden armbanden om hun polsen
en zetten een sierlijke kroon op hun hoofd.
Ik dacht bij mezelf:
Komen die wellustelingen aan die verlepten nog hun lust bevredigen?
Want dat zijn zij toch! Já, daarvoor kwamen ze bij hun!
Zoals men naar een hoer gaat, zo ging men naar Ohola en Oholiba, de lichtekooien!
Maar rechtschapen mannen zullen over hun het vonnis voltrekken
dat geldt voor overspelige vrouwen en voor vrouwen die bloed vergieten
want ze zijn overspelig en er kleeft bloed aan hun handen.
Roep de volksvergadering bijeen om hen te vonnissen!
En lever hen uit om mishandeld en geplunderd te worden.
De vergadering zal hen laten stenigen, hen met zwaarden in stukken houwen,
hun zonen en dochters vermoorden, en hun huizen in brand steken.
Zo maak Ik een einde aan het kwaad in het land
en alle vrouwen zullen de waarschuwing ter harte nemen
en je schanddaden niet navolgen.
Men zal jullie je schanddaden vergelden!
Voor je zonden met je afgoden zul je boeten!
En je zult erkénnen dat Ik de Heer Jahwe ben.
[Ez.23]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten